21-5 Herhaling adverbs & wordorder 2H

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Unit 6 English as a world language

Lesson 6.2 Grammar

Planning les: 

Recap Grammar

Adverbs & Wordorder

Klaar? 

Woordjes 6.2/6.3/6.4 leren 

Learning targets:

I know how to pace the word in the correct order in  a sentence

How? What?

In een normale zin in het Engels hebben de woorden een vaste volgorde.

Voorbeeld: wie, doet wat, waar, wanneer?

My sister - cycled - to school - yesterday.

Dit is voor Nederlanders niet vanzelf sprekend

Mijn zus fietste gisteren naar school.

Bepalingen van plaats en tijd

Bepalingen van plaats en tijd staan meestal achteraan in de zin.

Je kunt een tijdbepaling ook vooraan in de zin plaatsen als je er nadruk op wilt leggen, maar niet in vragende zinnen!!!!

Plaats komt altijd voor tijd!

I saw my teacher in the gym yesterday.

Yesterday I saw my teacer in the gym.

Adverbs of frequency

Wie

doet

wat

waar

wanneer

They

aren't going

to the club

tonight

wie

doet

wat

waar

wanneer

She

brings

to football training

every Saturday

her son

Klopt de zin?
I do my homework in the evening in my room.

1. Juist
2. Onjuist

Wordorder
Welke zin is juist ?

1. He bought a car yesterday in London.
2. He bought a car in London yesterday.
3. Yesterday he bought a car in London.
4. Yesterday in London he bought a car.

Onderwerp

Werk

woord

Lijdend 

voorwerp

Plaats

Tijd

I

walk

my dog

in the park

at night 

Bijwoorden van frequentie / tijd

Bijwoorden van tijd geven aan hoe vaak iets wel of niet gebeurt.

Ze staan voor het werkwoord. ( always, often, sometimes,never )

Peter always sings a song. 

Behalve als er een vorm van to be in de zin staat. Dan staan ze erachter:

He is often late for work. 

So....................

1. Onderwerp

2. Werkwoordelijk gezegde

3. Controleer of er een bijwoord van frequentie is!!!

4. Lijdend voorwerp

5. Plaats

6. Tijd

Waar hoort het bijwoord always ?
He is late for school.

1. He is always late for school.
2. He always is late for school.
3. Always he is late for school.
4. He is late for school always.

Waar hoort het bijwoord seldom

1. He likes school seldom.
2. He seldom likes school.
3. He likes seldom school.
4. Seldom he likes school.

Waar hoort het bijwoord hardly

1. He ever goes hardly to the gym.
2. Hardly he ever goes to the gym.
3. He hardly ever goes to the gym.

www.englisch-hilfen.de

Lesson 6.2 Grammar

Planning les: 

Recap Grammar

Adverbs & Wordorder

Klaar? 

Woordjes leren

Learning targets:

I know how to pace the word in the correct order in  a sentence