Tekst 1 en tekst 2
Zet de juiste signaalwoorden in de tekst.
Kies uit:
Tekst 1: bijvoorbeeld, toch, bovendien, integendeel, daarom, al met al, ook, zelfs, immers, vandaar
Tekst 2: ten slotte, dus, vandaar, vervolgens, daardoor, bovendien, dus, eerst, daardoor, maar, al met al.