2.5 De celkern

herhaling
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

herhaling

Slide 1 - Tekstslide

organellen

celkern
plastiden
mitochondriën
ribosomen

Slide 2 - Tekstslide

DE CELKERN
basisstof 2.5

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen

  • Je kunt de kenmerken van chromosomen noemen. 
  • Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven.


Slide 4 - Tekstslide

celkern
De celkern bevat DNA

Slide 5 - Tekstslide

Wat is DNA?
Een 'streepjescode' voor alle erfelijke eigenschappen, bijv.
       - oogkleur
       - lengte
       -krullen
maar ook:
       - muzikaal
       - vrolijk

Slide 6 - Tekstslide

Je hebt 2 meter DNA
in elke cel
DNA is een molecuul

Slide 7 - Tekstslide

een gen

Een gen is een stukje DNA
voor een erfelijke eigenschap. 

de code wordt bepaald door 
de volgorde van de basenparen

eierdop-periode

Slide 8 - Tekstslide

       vingerafdruk
basenparen:
A-T     T-A
G-C    C-G

Slide 9 - Tekstslide

In elke lichaamscel zit hetzelfde DNA!

Een gen kan 'aan' staan in een cel waar dat nodig is

Een gen kan 'uit' staan in een cel waar dat niet nodig is.

Slide 10 - Tekstslide

chromosomen

Vlak voor de cel gaat delen, wikkelen de DNA-draden zich op tot  46 chromosomen

Slide 11 - Tekstslide

chromosomen

In elke cel zitten 46 chromosomen
23 kreeg je van je moeder 
23 kreeg je van je vader


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen

  • Je kunt de kenmerken van chromosomen noemen. 
  • Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven.


Slide 14 - Tekstslide

Op deze afbeelding zie ik meerdere cellen?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

cytoplasma:
A
dieren
B
planten
C
beide

Slide 16 - Quizvraag

vacuole
A
planten
B
dieren
C
beide

Slide 17 - Quizvraag

celwand
A
planten
B
dieren
C
beide

Slide 18 - Quizvraag

plastiden:
A
planten
B
dieren
C
beide

Slide 19 - Quizvraag

celmembraan
A
planten
B
dieren
C
beide

Slide 20 - Quizvraag

Welke onderdelen hebben zowel dierencellen als plantencellen
A
Celwand, vacuole, celkern
B
Celwand, celkern, cytoplasma
C
Celmembraan, celkern, vacuole
D
Celmembraan, celkern, cytoplasma

Slide 21 - Quizvraag

Aan welke celkenmerken kunnen we dieren herkennen?
A
celkern, bladgroenkorrels
B
celkern, celmembraan
C
celkern, celwand
D
celkern, vacuole

Slide 22 - Quizvraag


Je ziet hier
A
een cel, celkern, genen
B
een cel, celkern, chromosomen
C
een celkern, chromosomen, genen
D
een celkern, genen, DNA

Slide 23 - Quizvraag

Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Spaghetti
D
Draden

Slide 24 - Quizvraag

Welke basen vormen paren?
A
AT en GU
B
GC-AT
C
AA en TT
D
GG en CC

Slide 25 - Quizvraag

Hoe meer chromosomen een organisme heeft, hoe intelligenter het organisme is
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen bevat een menselijke huidcel?
A
46
B
23
C
92
D
128

Slide 27 - Quizvraag

sleep naar het goede geslacht:
XX
XY
vrouw 
man

Slide 28 - Sleepvraag