In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Economie 3GT
H4 Wonen en verzekeren
§5 Verzekeren, hoe dan?
Slide 1 - Tekstslide
Lesplan
Huiswerk + opdracht CR
Uitleg §5
Oefeningen
Opdrachtje CR
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Je kunt uitleggen wat verzekeren is
Je kunt de verzekeringspremie uitrekenen
Slide 3 - Tekstslide
Huiswerk vorige §
Slide 4 - Tekstslide
Huiswerk vorige §
Slide 5 - Tekstslide
Huiswerk vorige §
Slide 6 - Tekstslide
Huiswerk vorige §
Slide 7 - Tekstslide
Huiswerk CR MOEILIJKE OPDRACHT
Antwoord:
huur in 2017:€ 500 : 100 × 1,6 = € 8;
€ 500 + € 8 = € 508;
huur in 2018:€ 508 : 100 × 2,3 = € 11,68;
€ 508 + € 11,68 = € 519,68
Slide 8 - Tekstslide
Huiswerk CR
Antwoord: Marieke, 585 (65% van €900)
Slide 9 - Tekstslide
Huiswerk CR
Slide 10 - Tekstslide
Huiswerk CR
Slide 11 - Tekstslide
Huiswerk CR
Slide 12 - Tekstslide
Introductie
Verzekeren van risico's is noodzakelijk
Financiële zekerheid bij onvoorziene tegenvallers
Slide 13 - Tekstslide
Verzekeren. Waar denk je aan?
Slide 14 - Woordweb
Welke soorten verzekeringen ken je?
Slide 15 - Open vraag
Wat kan je verzekeren?
Slide 16 - Open vraag
Wat kan je verzekeren?
Slide 17 - Tekstslide
0
Slide 18 - Video
Risico's en verzekeren
Risico's kunnen grote invloed hebben op het leven van mensen
Door een ongeluk kan je materiële schade leiden
Slide 19 - Tekstslide
Wat is materiële schade?
Slide 20 - Open vraag
Welke partijen?
Consument die een verzekering wil afsluiten
=Verzekerde of verzekeringnemer
Verzekeraar is degene met wie je een verzekering afsluit
Slide 21 - Tekstslide
Welke verzekering?
Voor je huis
Inboedel: wat los staat in je huis en je kan meenemen naar een volgend huis
Opstal: Wat aan je huis vastzit en dus niet meegenomen kan worden
Slide 22 - Tekstslide
Geef twee voorbeelden van inboedel?
Slide 23 - Open vraag
Voorbeelden inboedel
Slide 24 - Tekstslide
De afgelopen 10 jaar is de schoorsteen van Sandra niet geveegd. Ze vergat het steeds. De cv-ketel is nu stuk en ze steekt de open haard aan. Het gaat mis. Er ontstaat brand. De schade aan de inboedel bedraagt € 10.000. De inboedel heeft een waarde van € 15.000. Gelukkig heeft Sandra een inboedelverzekering van € 20.000. Hoeveel krijgt Sandra uitgekeerd?
A
€10.000,-, want dat is de schade
B
€15.000,-, want dat is de waarde van de inboedel
C
€20.000,- want dat is het verzekerde bedrag
D
Niets, want ze is nalatig geweest
Slide 25 - Quizvraag
Geef twee voorbeelden van opstal?
Slide 26 - Open vraag
Voorbeelden opstal
Slide 27 - Tekstslide
Verzekering en premie
Verzekeren kost geld voor jou
Je betaalt
PREMIE
Slide 28 - Tekstslide
Verzekering en premie
Verzekeren kost geld voor jou
Je betaalt
PREMIE
Slide 29 - Tekstslide
Verzekering en premie
Premie wordt vaak met promille berekend
Dus niet delen door 100
maar door 1000
keer het promillage (ipv percentage)
Slide 30 - Tekstslide
Verzekering en premie
Bij verzekeren hoort dus PREMIE!!
Net zoals RENTE hoort bij lenen
Slide 31 - Tekstslide
Verzekering en premie
Verzekeringsovereenkomst
Polis en polisvoorwaarden
Slide 32 - Tekstslide
Wat is Eigen Risico bij een verzekering?
Slide 33 - Open vraag
Eigen risico
Bedrag (gedeelte) dat je zelf betaald bij schade
Premie is iets lager maar je krijgt minder uitgekeerd