2.2 de bevolking groeit en vertrekt

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

2.2 de bevolking groeit en vertrekt

6 mei 2023

blz. 40 & 41 leerboek

1. Leeftijdsopbouw 

2. Migratie 

Twee onderwerpen vandaag: 

Leerdoelen 2.2
'De bevolking groeit en vertrekt'

• Je weet de oorzaken van de bevolkingsgroei
• Je begrijpt waarom mensen emigreren
• Je kunt een bevolkingsgrafiek tekenen en 'lezen' en de bevolkingsgroei van een land uitrekenen  

Vandaag: 

Korte herhaling vorige week	5 min
Afwisselend uitleg & opdrachten	30 min
Opdrachten 2.2	10 min
Afsluiting	Laatste minuten

Wat betekent
'bevolkingsspreiding'?

herhaling vorige week

En wat betekent
'bevolkingsdichtheid'?

herhaling vorige week

Startvraag:

Hoeveel procent van de Nederlandse bevolking is 50 jaar of ouder?

1. Ongeveer 20%
2. Ongeveer 30%
3. Ongeveer 40%
4. Ongeveer 50%

Leeftijdsopbouw 

• = indeling van bewoners van een land in leeftijdsgroepen. 
• Een bevolkingsgrafiek laat de leeftijdsopbouw van een land zien

In welk land (Uganda of Japan) zijn er veel kinderen?

van onderen smal: weinig kinderen, veel ouderen

van onderen breed: veel kinderen, weinig ouderen

Migratie

Startvraag:

Heeft jouw familie een migratie-achtergrond? Zo ja, welke?

Buitenlandse migratie 

= wanneer mensen naar een ander land vertrekken. 

Voorbeeld: Mexicaanse mensen vertrekken naar de VS. 

• Mexico noemt hen emigranten. 
• VS noemt hen immigranten.
  
  
  
• verschil emigratie & immigratie = migratiesaldo 

'immigranten' of 'emigranten'? Vul voor 1 en 2 het juiste woord in.

De mensen van Turkse afkomst die in Nederland wonen zijn voor Nederland [........ 1.........] en voor Turkije [........2........]

De bevolking kan op twee manieren veranderen: 

• Natuurlijke bevolkingsgroei: door  geboorte en sterfte
  
  
• sociale bevolkingsgroei: door migratie

Redenen om te migreren:

1. Economische redenen (arbeidsmigranten) 
2. Politieke redenen
   (vluchtelingen) 
3. Ecologische redenen
   (ecologische vluchtelingen)
4. Sociale redenen  
   (gezinshereniging of gezinsvorming) 

Motieven om te migreren: 

Pushfactoren: bijv. werkeloosheid, droogte of oorlog in het vertrekgebied.

Pullfactoren: bijv. een familielid in het vestigingsgebied, of veiligheid, werk, etc. 

Oefenen

• Opdracht 1 b en c
• Opdracht 3
• Opdracht 5
• Opdracht 6 a