Functiewoorden

planning
  • Lezen in je leesboek
  • Nakijken les 29
  • Uitleg over 'functiewoorden'
  • Aan het werk!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

planning
  • Lezen in je leesboek
  • Nakijken les 29
  • Uitleg over 'functiewoorden'
  • Aan het werk!

Slide 1 - Tekstslide

LEZEN IN JE LEESBOEK :) 
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken les 29

Pak een andere kleur pen erbij en verbeter je huiswerk.

Foutje? Niet erg, als je het maar even aanpast naar het goede antwoord!

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet de betekenis van veel voorkomende functiewoorden
  • Je kunt met behulp van functiewoorden de functie van een alinea benoemen
  • Je leert teksten beter te begrijpen

Slide 4 - Tekstslide

Functiewoorden
Functiewoorden
  • Kondigen functie aan
  • Eerste zin
  • Herkennen en begrijpen

Voorbeelden: opsomming, toepassing, uitwerking, voorwaarde, stelling, gevolgen, conclusie.


Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden van functiewoorden
“Naar aanleiding van het bericht over het zogenaamd taalkundig monster 't kofschip (Wetenschap, 11 december) (…)”
 

“Een toepassing voor het apparaatje ligt vooral in de gezondheidszorg, blijkt uit een interview met de fabrikant.”

“De verklaring voor het fenomeen vinden we in de aanwezigheid van een oud smeltwaterdal, dat het water opvangt en afvoert.”

“Gezien de lage opkomst kunnen we niet anders concluderen dan dat er meer reclame gemaakt moet worden.”



Slide 6 - Tekstslide

Elke alinea een functie 1
In een tekst heeft elke alinea een functie. Die hangt meestal niet als tussenkopje boven die alinea. Al lezend herken je de functie aan de woorden en zinnen.

Slide 7 - Tekstslide

Elke alinea een functie 2
Je verwacht de oplossing niet in de inleiding en de oorzaken niet aan het einde van de tekst.


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Grappig verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.
A
argument
B
constatering
C
conclusie
D
anekdote

Slide 10 - Quizvraag

Een goede raad
A
argument
B
afweging
C
aanbeveling
D
verklaring

Slide 11 - Quizvraag

De schrijver legt uit waarom iets is zoals het is.
A
argument
B
verklaring
C
conclusie
D
voorwaarde

Slide 12 - Quizvraag

Dat wat de schrijver tot het schrijven van de tekst aanzette.
A
anekdote
B
tegenwerping
C
conclusie
D
aanleiding

Slide 13 - Quizvraag

Vaststelling van een feit of verschijnsel
A
voorwaarde
B
relativering
C
constatering
D
conclusie

Slide 14 - Quizvraag

Nadenken over wat het beste is
A
afweging
B
relativering
C
constatering
D
conclusie

Slide 15 - Quizvraag

Definitie
A
Samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip.
B
Iets dat nodig is of eerst moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren.
C
Nadenken over wat het beste is.
D
Voorwaarde of beperking bij een toezegging.

Slide 16 - Quizvraag

Conclusie
A
Jouw opvatting over iets stellen tegenover de mening van een ander.
B
Voorwaarde of beperking bij een toezegging.
C
Vaststelling van een feit of verschijnsel.
D
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver.

Slide 17 - Quizvraag

Tegenwerping
A
Laten zien dat een argument niet juist is.
B
Jouw opvatting over iets stellen tegenover de mening van een ander.
C
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver.
D
Voorwaarde of beperking bij een toezegging.

Slide 18 - Quizvraag

Weerlegging
A
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is.
B
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp
C
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
D
Formulering van een probleem met de bedoeling het te gaan oplossen

Slide 19 - Quizvraag

Uitwerking
A
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
B
De schrijver laat de betrekkelijkheid van iets zien, zwakt iets af.
C
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is
D
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp

Slide 20 - Quizvraag

Aan het werk!
Maken: les 30 opdr. 1 t/m 4, 6 t/m 9

Veel succes!

Slide 21 - Tekstslide