COMPARISONS

COMPARISONS
which one is bigger?
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

COMPARISONS
which one is bigger?

Slide 1 - Tekstslide

VERGELIJKINGEN MAKEN
groter
mooier
kleiner
duurder
smaller
dikker

Slide 2 - Tekstslide

'De trappen van vergelijking'
groot
groter
grootst
dan
het
klein
kleiner
kleinst
dan
het
1.
2.
3.

Slide 3 - Tekstslide

This car is 
big

Slide 4 - Tekstslide

But this car is 
bigger
than the 
other one

Slide 5 - Tekstslide

of all
biggest
This car is the

Slide 6 - Tekstslide

first step
big
nice
cheap
easy
small
thin
strange

Slide 7 - Tekstslide

second step
bigger
nicer
cheaper
easier
smaller
thinner
stranger
+er
than...

Slide 8 - Tekstslide

second step
biggest
nicest
cheapest
easiest
smallest
thinnest
strangest
+est
the

Slide 9 - Tekstslide

1.
big
nice
small
bigger
nicer
smaller
biggest
nicest
smallest
2.
3.
+er
+est

Slide 10 - Tekstslide

EVEN EEN CHECK

Slide 11 - Tekstslide

My car is ________ than your car
A
large
B
larger
C
largest
D
big

Slide 12 - Quizvraag

Andy has the ________ phone of everyone
A
small
B
smaller
C
smallest
D
expensive

Slide 13 - Quizvraag

DIT LUKT NOG PRIMA!

Slide 14 - Tekstslide

MAAR...

Slide 15 - Tekstslide

Als je naar die woorden van zojuist kijkt...
...dan zie je dat ze kort zijn
nice
strange
small
cheap
easy

Slide 16 - Tekstslide

Bij lange woorden 
werkt het anders!
daar mag je er geen
+er
+est
/
achter zetten

Slide 17 - Tekstslide

kijk maar eens wat er dan gebeurt 
met lange woorden...
/
careful
terrible
popular
carefuller
terribler
popularer
carefullest
terriblest
popularest

Slide 18 - Tekstslide

Dat worden dan woorden 
waarover je struikelt
/
dangerouser
carefuller
carefullest
expensivest

Slide 19 - Tekstslide

Dat worden dan woorden 
waarover je struikelt
/
dangerouser
carefuller
carefullest
expensivest
x
x
x
x

Slide 20 - Tekstslide

Bij lange woorden gebruik je
More
Most
voor het woord

Slide 21 - Tekstslide

This is an expensive bag
More
Most
But this bag is            expensive
And this is the           expensive bag

Slide 22 - Tekstslide

In the Netherlands volleyball is very popular
But hockey is more popular than volleyball
And football is the most popular sports in 
The Netherlands

Slide 23 - Tekstslide

EN DAN NOG EVEN DIT:

Slide 24 - Tekstslide

Er zijn nog twee uitzonderingen:
better
best
good
bad
worse
worst
deze woorden hebben een eigen vorm

Slide 25 - Tekstslide

EVEN WEER EEN CHECK

Slide 26 - Tekstslide

Bij lange woorden gebruik je ________ om een vergelijking te maken
A
+er / +est
B
more / most (voor het woord)

Slide 27 - Quizvraag

Bij korte woorden gebruik je ________ om een vergelijking te maken
A
+er / +est
B
more / most (voor het woord)

Slide 28 - Quizvraag

Samsung is the ________ phone
in store.
A
cheap
B
cheaper
C
cheapest
D
most cheap

Slide 29 - Quizvraag

Justin Bieber is _________ than
Justin Timberlake.
A
popularer
B
more popular
C
popularest
D
most popular

Slide 30 - Quizvraag

The summers in Italy are _______ (hot)
than in Sweden.

Slide 31 - Open vraag

Angela is the _________ (funny)
girl in our class.

Slide 32 - Open vraag

Coca Cola is the ___________ (popular)
soft drink in Canada.

Slide 33 - Open vraag

The eyes of a dog are ________ (sharp)
than human's eyes.

Slide 34 - Open vraag

This is the ________ (good) day
of my life.

Slide 35 - Open vraag

I finished the exam in time, but Eric finished it much _______ (quick).

Slide 36 - Open vraag

This exercise is much _______ (hard) than the first ones in the exam.

Slide 37 - Open vraag

Bergwijn is the _______ (bad)
player in the Dutch team.

Slide 38 - Open vraag

COMPARISONS
de trappen van vergelijking

Slide 39 - Tekstslide