W42 EN 2E klas Unit 2.2 past simple

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

en vorige keer 

0

WAS or WERE?
"Lucy ... tired."

1. was
2. were

'was' or 'were':
The girl ... very tired.

1. was
2. were

'was' or 'were':

I ... nervous for my driving test.

1. was
2. were

WAS or WERE?
"I ... at home."

1. was
2. were

WAS or WERE?
"We ... in the garden."

1. was
2. were

'was' or 'were':

The parents ... worried about their children.

1. was
2. were

'was' or 'were':

Mary and I ... best friends at primary school.

1. was
2. were

'was' or 'were':

The dog ... scared of the cat.

1. was
2. were

Either Joyce or Ellen ... here.

1. were
2. was

WAS or WERE?
"We ______ in the garden yesterday."

1. was
2. were

WAS or WERE?
"I ... at home the past months."

1. was
2. were

Regelmatig:
De verleden tijd (past simple) van
work (werken)

1. works
2. worked
3. workt

Regelmatig:
De verleden tijd (past simple) van
live (leven of wonen)

1. liveed
2. lived
3. lieved
4. lifed

Regelmatig:
De verleden tijd (past simple) van
drop (vallen, laten vallen)

1. droped
2. dropped
3. drops

onregelmatig:
De verleden tijd (past simple) van
come (komen)

1. come
2. came
3. comed
4. comede

Regelmatig:
De verleden tijd (past simple) van
judge (oordelen)

1. judges
2. judgeed
3. judged

Regelmatig:
De verleden tijd (past simple) van
work (werken)

1. works
2. worked
3. workt
4. work

Regelmatig:
De verleden tijd (past simple) van
stop (stoppen)

1. stoped
2. stopped
3. stop
4. stooped

Hoe maak je de past simple ?

1. Regelmatig: WW-en Onregelmatig: 2de rij
2. Regelmatig: WW+s Onregelmatig: 3de rij
3. Regelmatig: ww+ed Onregelmatig: 2de rij
4. Regelmatig: WW+ing Onregelmatig: 3de rij

When do you use the past simple?

1. Als het nú gebeurt.
2. Als het gisteren gebeurde
3. Als het een feit is.
4. Als het regelmatig gebeurt.

Een regelmatige past simple .......

1. eindigt op -ed
2. heeft een eigen vorm
3. is gelijk aan de present simple
4. komt regelmatig voor

Wanneer gebruik je de past simple?

1. Als iets altijd, nooit en regelmatig gebeurt.
2. Als iets nu gebeurt.
3. Als iets in het verleden gebeurde, en belangrijk wanneer.
4. Als iets in het verleden gebeurde, en niet belangrijk wanneer.

Past simple

Do the following 4 exercises on this link / 

klik op link om naar de website te gaan (4 oefeningen)

Past simple (regelmatige werkwoorden)

Past simple (regelmatige werkwoorden)

Past simple (onregelmatige werkwoorden)

Past simple (onregelmatige werkwoorden)

en vorige keer