- Geef elk argument een aparte alinea met een eigen tussenkopje (behalve de inleidende alinea, want die heeft al een titel)
- Gebruik signaalwoorden voor de opsomming van de argumenten: want, ten eerste, bovendien, ook, daarnaast, bovendien.
- Geef de conclusie aan met een signaalwoord als: dus, kortom.