1 Verkennen (wat is de bedoeling?)
2 Eisen (welke eisen worden er gesteld?)
3 Oplossingen (oplossingen voor de eisen bedenken)
4 Ontwerp (hoe gaat het eruit zien, teken/schets)
5 Uitvoeren (ga het echt maken)
6 Evalueren (hoe ging het, wat ging goed of kan beter)
7 Testen en bijstellen (Je past enkele dingen iets aan)