Herhaling formuleren

Veelgemaakte fouten 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Veelgemaakte fouten 

Slide 1 - Tekstslide

Veelgemaakte fouten
* Zij - hen - hun
 * Als - dan
* Naast - langs
* Jouw/jou, uw/u, mijn/me
* Kunnen - kennen
* Is - eens
* Verwijswoorden: dit/dat/die/deze, wat
* Verwijzen met voorzetsel: persoon of geen persoon



Slide 2 - Tekstslide

Die shampoo... jij gebruikt, ken ik niet.
A
deze
B
dit
C
die
D
dat

Slide 3 - Quizvraag

Ons kantoor, .... verbouwd moet worden, is tijdelijk gesloten.
A
deze
B
dit
C
die
D
dat

Slide 4 - Quizvraag

'Wat' gebruik je.....

* betrekking op onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets, veel)
* betrekking op overtreffende trap (het gekste wat....)
* betrekking op hele zin (We gingen op vakantie naar Maleisië, wat een superleuke reis is geworden)


(verwijst niet naar een zelfstandig naamwoord)





Slide 5 - Tekstslide

Ik geef je alles .... ik kan vinden.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 6 - Quizvraag

Het is het beste .... ik tot nu toe gehoord heb.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 7 - Quizvraag


Na afloop hebben we nog even nagepraat, ... heel gezellig en leerzaam was.
A
dat
B
wat

Slide 8 - Quizvraag

Het laatste feest ..... ik bezocht heb, was heel druk.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 9 - Quizvraag

Verwijswoorden

met wie:



waarmee (waarvoor, waartegen, ...):

met wie / waarmee

verwijzen naar personen

de klasgenoot met wie ik afgesproken had, is helaas ziek

verwijzen naar dieren of dingen

dat is het paard  waarvoor ik bang ben

de bus waarmee we naar Berlijn reisden, was comfortabel

dat is de deur waartegen ik gebotst ben

Slide 10 - Tekstslide

Kies het juiste verwijswoord.
A
Mijn vriend MET WIE ik naar de bioscoop ga.
B
Mijn vriend WAARMEE ik naar de bioscoop ga.

Slide 11 - Quizvraag

Kies het juiste verwijswoord.
A
Een rooster OP WIE je de werktijden kunt zien.
B
Een rooster WAAROP je de werktijden kunt zien.

Slide 12 - Quizvraag

De klant ... je vanochtend je kaartje hebt gegeven, heeft zojuist gebeld.

Slide 13 - Open vraag

Is de opmaak van je verslag iets ... je je druk moet maken?

Slide 14 - Open vraag

In vak C zitten supporters ... ik liever niet in aanraking kom.

Slide 15 - Open vraag

Vul een passend verwijswoord in:
Omdat mijn buren slecht ter been zijn, doe ik soms boodschappen voor..........
A
hun
B
hen
C
zij
D
die

Slide 16 - Quizvraag

Vul een passend verwijswoord in:

Pas heb ik ... weer een brief gestuurd.
A
hun
B
hen
C
zij
D
die

Slide 17 - Quizvraag

Welk verwijswoord? De dames lopen druk te praten. Over wie zouden.... het hebben?
A
hun
B
hen
C
ze
D
het

Slide 18 - Quizvraag

Veelgemaakte fouten
Extra oefenen via deze link:

https://forms.office.com/e/Rdfr4CE3ma



Slide 19 - Tekstslide