VWO1 h.4 taalverzorging lettergrepen

h.4 Taalverzorging
afbreken van woorden
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

h.4 Taalverzorging
afbreken van woorden

Slide 1 - Tekstslide



  • Je leert hoe je woorden in lettergrepen verdeelt;

  • Je leert hoe je woorden moet afbreken.





Leerdoel

Slide 2 - Tekstslide


  • We bespreken hoe je woorden in lettergrepen verdeelt.

  • We bespreken op welke plaatsen je een woord moet afbreken.

  • We oefenen samen met het afbreken van woorden.

  • Jullie maken de opdrachten in het werkboek en de
     opdrachten van het werkblad.




Wat gaan we doen?

Slide 3 - Tekstslide

lettergrepen
  • De meeste woorden bestaan uit twee of meer lettergrepen.
     vracht-wa-gen lo-co-mo-tief

  • Een lettergreep is een klankgroep in een woord. Meestal kun je zelf horen wat de lettergrepen in een woord zijn door het woord langzaam uit te spreken. 
  • spreek 'lelijk' uit            De lettergrepen hiervan zijn 'le' en 'lijk'.               
  • Hoor je het niet dan zijn er een aantal regels die je kunt volgen om een woord op te kunnen delen in lettergrepen:

    

Slide 4 - Tekstslide

lettergrepen
1 - klinker + medeklinker + klinker

Als je een woord hebt waarin er een medeklinker tussen twee klinkers staat, dan splits je het woord op na de eerste klinker. Bijvoorbeeld:

kachel:    ka - chel (ch telt hier als één klinker omdat het één klank is)
gevaar:   ge - vaar

 

Slide 5 - Tekstslide

lettergrepen
2 - klinker + meerdere medeklinkers + klinker

Als er meerdere medeklinkers tussen twee klinkers staan, breek je het woord op na de eerste medeklinker. Bijvoorbeeld:

onderwijs: on - der - wijs
conclusie: con - clu - sie


Slide 6 - Tekstslide

lettergrepen
3 - samengestelde woorden

Als het woord een samengesteld woord is, breek je eerste de twee (of meerdere) lossen woorden op. Soms moet je daarna de losse woorden nog opbreken in lettergrepen. Bijvoorbeeld:

boomstronk:               boom - stronk
zomerhuis:                  zomer-huis            zo- mer - huis



Let op: alle lettergrepen moeten makkelijk kunnen worden uitgesproken. Bijvoorbeeld:

doperwten: dop - er - wten (incorrect, je kunt 'wt' niet goed uitspreken)
doperwten: dop - erw - ten (correct)


Slide 7 - Tekstslide

afbreekregels
Past een woord niet helemaal op een regel? Dan kun je het afbreken tussen twee lettergrepen. Daartussen schrijf je een afbreekstreepje (-)Let op:

1. Breek samenstellingen af tussen de woorddelen.

          samensmel-ting    →        samen-smelting
          ban-ketbakker       →        banket-bakker






Slide 8 - Tekstslide

afbreekregels
Past een woord niet helemaal op een regel? Dan kun je het afbreken tussen twee lettergrepen. Daartussen schrijf je een afbreekstreepje (-)Let op:

2. Breek niet af voor of na een lettergreep van één letter.
           
           e-verzwijn    →      ever-zwijn
           studi-o          →      stu-dio






Slide 9 - Tekstslide

afbreekregels
3. Laat speciale tekens en extra letters in verkleinwoorden weg bij het afbreken.

           
           mee--eter             →        mee-eter
           twee-ëntwintig     →        twee-entwintig
           pianoo-tje             →        piano-tje
           taxie-tje                →        taxi-tje
           sherry'-tje             →       sherry-tje




2. Breek niet af voor of na een lettergreep van één letter.
           
           e-verzwijn    →      ever-zwijn
           studi-o          →      stu-dio






Slide 10 - Tekstslide


Verdeel de onderstaande woorden in lettergrepen.
 
register          baby'tje         skietje

Slide 11 - Open vraag


Verdeel de onderstaande woorden in lettergrepen.
 
busbaan     bushalte     apenkooi

Slide 12 - Open vraag


Welke twee woorden zijn goed afgebroken?
A
e-venveel kui-ken
B
even-veel kuik-en
C
ev-enveel kuik-en
D
even-veel kui-ken

Slide 13 - Quizvraag


Welke twee woorden zijn goed in lettergrepen verdeeld?
A
werk-en min-ister
B
wer-ken mi-nis-ter
C
wer-ken mi-ni-ster
D
werk-en min-is-ter

Slide 14 - Quizvraag


Maak eerst het werkblad (Magister huiswerk)
Maak daarna de opdrachten van h.4.2 woorden afbreken (blz. 111 en 112)


Slide 15 - Tekstslide