Bezittelijk voornaamwoord les

Het bezittelijk voornaamwoord
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Eerst even opfrissen!

Slide 2 - Tekstslide

Guus leest een boek over struisvogels.
Chris vraagt: 'Guus, wat lees jij over de Afrikaanse struisvogel?'
Guus zegt: 'Ik lees over zijn grootte, zijn eieren en zijn voeding.' 
'Een struisvogelei is wel twaalf bij vijftien centimeter groot', zegt Guus.
'Dat zullen wel de grootste eieren ter wereld zijn want zo groot heb ik ze nog nooit gezien!' roept Chris.
Guus gaat verder: 'Hij eet naast planten en dieren ook zand, stenen en ijzeren spijkers voor zijn spijsvertering.'

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdletters en leestekens
In de volgende zinnen missen hoofdletter en leestekens. 

Slide 4 - Tekstslide

Dat zullen wel de grootste eieren ter wereld zijn want zo groot heb ik ze nog nooit gezien roept Chris

Slide 5 - Open vraag

Guus gaat verder hij eet naast planten en dieren ook zand stenen en ijzeren spijkers voor zijn spijsvertering

Slide 6 - Open vraag

Woordsoorten

Slide 7 - Tekstslide

Chris vraagt: 'Guus, wat lees jij over de Afrikaanse struisvogel?'

Welke woordsoort is struisvogel?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
rangtelwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Quizvraag

Guus zegt: 'Ik lees over zijn grootte, zijn eieren en zijn voeding.'

Wat is het persoonlijke voornaamwoord in deze zin?
A
Ik
B
grootte
C
lees
D
over

Slide 9 - Quizvraag

Welke woordsoort is 'ijzeren'?
A
zelfstandig naamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
voegwoord
D
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Zinsdelen

Slide 11 - Tekstslide

Guus leest een boek over struisvogels.
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
Guus
leest
een
boek
over
struisvogels.

Slide 12 - Sleepvraag

Het bezittelijk voornaamwoord
  • Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is of bij wie iemand hoort.

  • Het bezittelijk voornaamwoord staat bijna altijd voor
een zelfstandig naamwoord. Het zelfstandig naamwoord
is dan van iemand (het geeft een bezit aan).

Slide 13 - Tekstslide

Bijvoorbeeld:
  • Ik heb een hond. Het is mijn hond.
  • Jij hebt een neef. Het is jouw neef.
  • U hebt een tas. Het is uw tas.
  • Hij heeft een bal. Het is zijn bal.

Slide 14 - Tekstslide

Even oefenen!

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

Zij heeft kinderen. Het zijn haar kinderen.
A
Zij
B
zijn
C
haar
D
heeft

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

Wij hebben vakantie. Het is onze vakantie.
A
Wij
B
onze
C
is
D
hebben

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

Jullie hebben een auto. Het is jullie auto.

Slide 18 - Open vraag

Aan de slag!

Slide 19 - Tekstslide