Les 37 - Voltooid deelwoord

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • 10 min - Lezen in je boek

  • 20 min - Instructie 'voltooid deelwoord'
------------------------------ 3 min.. even wat  voor je zelf
  • 10 min - Ruimte voor vragen stellen en start mk oef 1,2,3,4
  • 7 min - Woordenschat - Blooket
  • 20 min -Maken in de les: oef 1 t/m....
Je leert voltooide deelwoorden schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Na les 37 weet  je:
  • Weet je wat een voltooid deelwoord is
  • Kun je het voltooid deelwoord vinden in een zin
  • Kan je het voltooid deelwoord op de juiste manier met een -d of -t schrijven
  • Kan je zelf zinnen maken waarbij je een voltooid deelwoord gebruikt

Slide 3 - Tekstslide

Hele werkwoorden
Eerst even terug naar 'werkwoorden',
"wat zijn werkwoorden?"

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Even  oefenen
Schrijf je onderstaande woorden met een -d of -t in de vorm 'voltooid deelwoord'?

  • Ophalen
  • Struikelen
  • Proberen
  • Botsen
  • Fietsen

Slide 16 - Tekstslide

Voltooid deelwoord >> Werkwoord in verledentijd..

  • Ophalen     >>>>>   haal'D'e         >>>>> opgehaald
  • Struikelen >>>>>   struikel'D'e   >>>>> gestruikeld
  • Proberen   >>>>>   probeer'D'e    >>>>> geprobeerd
  • Botsen        >>>>>   bots'T'e           >>>>> gebotst
  • Fietsen       >>>>> fiets'T'e             >>>>> gefietst
  • Gebeuren  >>>>> gebeur'D'e      >>>>> gebeurd

Slide 17 - Tekstslide

Voltooid deelwoord

Zijn er vragen over hoe je er  achter komt of je een voltooid  deelwoord met een -d of -t schrijft? 

Slide 18 - Tekstslide

Wat is een voltooid deelwoord?
A
Het hele werkwoord
B
De persoonsvorm
C
Ge-be-her-ver-ont woorden
D
Het werkwoordelijk gezegde

Slide 19 - Quizvraag

Bij het voltooid deelwoord gebruik je...
A
Stam +t
B
Verleningsregel

Slide 20 - Quizvraag

(verhuizen)
Wat is het voltooid deelwoord?
A
verhuist
B
verhuisd
C
verhuisde
D
verhuiste

Slide 21 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van (halen).
A
Gehaalt
B
Haalde
C
Gehaald
D
Haalden

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van
(begraven)?
A
begraaft
B
begraafd
C
begraven
D
gebegraafd

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord
van (proeven)?
A
Geproefd
B
Geproeft
C
Geproeven

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van (beleven)?
A
Gebeleefd
B
Gebeleeft
C
Beleeft
D
Beleefd

Slide 25 - Quizvraag

Een voltooid deelwoord ...
A
staat altijd aan het begin van een zin
B
staat vaak in het midden van een zin
C
staat meestal aan het eind van een zin
D
Geen van deze antwoorden zijn goed

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord?
A
Loop
B
Liep
C
Gelopen

Slide 27 - Quizvraag

Ik snap het voltooid deelwoord
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll