9.2 Werken met logaritmen

9.2 Werken met logaritmen
Wat was een logaritme ook al weer?
Logaritmische en exponentiële vergelijkingen
Variabelen vrijmaken
Grondtal 10
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
wiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

9.2 Werken met logaritmen
Wat was een logaritme ook al weer?
Logaritmische en exponentiële vergelijkingen
Variabelen vrijmaken
Grondtal 10

Slide 1 - Tekstslide



We noemen 2 het grondtal  van de logaritme
2...=32
2log(32)=5
Tot welke macht moet ik 2 verheffen om 32 te krijgen?

Slide 2 - Tekstslide

logaritmische vergelijking oplossen
2log (2x-1) = 3

Slide 3 - Tekstslide

logaritmische vergelijking oplossen
 2log (2x-1) = 3
dan geldt 2x - 1 = 23

Slide 4 - Tekstslide

logaritmische vergelijking oplossen
 2log (2x-1) = 3
dan geldt 2x - 1 = 23
dus 2x - 1 = 8

Slide 5 - Tekstslide

logaritmische vergelijking oplossen

2log (2x-1) = 3
dan geldt 2x - 1 = 23
dus 2x - 1 = 8
2x=9

Slide 6 - Tekstslide

logaritmische vergelijking oplossen

2log (2x-1) = 3
dan geldt 2x - 1 = 23
dus 2x - 1 = 8
2x=9
x=4,5

Slide 7 - Tekstslide

Exponentiële vergelijking exact oplossen:
5+23x=25

Slide 8 - Tekstslide

Exponentiële vergelijking exact oplossen:
5+23x=25
23x=20

Slide 9 - Tekstslide

Exponentiële vergelijking exact oplossen:
5+23x=25
23x=20
3x=2log(20)

Slide 10 - Tekstslide

Exponentiële vergelijking exact oplossen:
5+23x=25
23x=20
3x=2log(20)
x=312log(20)

Slide 11 - Tekstslide

Exponentiële vergelijking exact oplossen:
532x1=135

Slide 12 - Tekstslide

Exponentiële vergelijking exact oplossen:
532x1=135
32x1=27

Slide 13 - Tekstslide

Exponentiële vergelijking exact oplossen:
532x1=135
32x1=27
2x1=3

Slide 14 - Tekstslide

Exponentiële vergelijking exact oplossen:
532x1=135
32x1=27
2x1=3
2x=4

Slide 15 - Tekstslide

Exponentiële vergelijking exact oplossen:
532x1=135
32x1=27
2x1=3
2x=4
x=2

Slide 16 - Tekstslide

Variabelen vrijmaken
N=3+2log(x4)

Slide 17 - Tekstslide

Variabelen vrijmaken
3+2log(x4)=N
N=3+2log(x4)

Slide 18 - Tekstslide

Variabelen vrijmaken
3+2log(x4)=N
N=3+2log(x4)
2log(x4)=N+3

Slide 19 - Tekstslide

Variabelen vrijmaken
3+2log(x4)=N
N=3+2log(x4)
2log(x4)=N+3
x4=2N+3

Slide 20 - Tekstslide

Variabelen vrijmaken
3+2log(x4)=N
N=3+2log(x4)
2log(x4)=N+3
x=2N+3+4
x4=2N+3

Slide 21 - Tekstslide

Variabelen vrijmaken
y=5+32x1

Slide 22 - Tekstslide

Variabelen vrijmaken
y=5+32x1
5+32x1=y

Slide 23 - Tekstslide

Variabelen vrijmaken
y=5+32x1
5+32x1=y
32x1=y5

Slide 24 - Tekstslide

Variabelen vrijmaken
y=5+32x1
5+32x1=y
32x1=y5
2x1=3log(y5)

Slide 25 - Tekstslide

Variabelen vrijmaken
y=5+32x1
5+32x1=y
32x1=y5
2x1=3log(y5)
2x=3log(y5)+1

Slide 26 - Tekstslide

Variabelen vrijmaken
y=5+32x1
5+32x1=y
32x1=y5
2x1=3log(y5)
2x=3log(y5)+1
x=213log(y5)+21

Slide 27 - Tekstslide

Grondtal 10
log(x)=10log(x)

Slide 28 - Tekstslide

Logaritmen op de GR
log als je een 10-log wil hebben

logbase bij andere grondtallen

Slide 29 - Tekstslide