H2 2.1 hoe word je wie je bent

Jongeren


2. Hoe word je wie je bent?
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
maatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Jongeren


2. Hoe word je wie je bent?

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen


  • je kan het verschil uitleggen tussen aangeboren en aangeleerd
  • je kan uitleggen wat socialisatie is
  • je kan benoemen waar socialisatie plaats vindt.

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen deze les:
1. Cultuur
2. Socialisatie
3. Nature
4. Nurture

Slide 3 - Tekstslide

Cultuur
alle normen en waarden en gewoonten van mensen die in bepaalde groep of samenleving met elkaar delen

Slide 4 - Tekstslide

Nederlandse cultuur
- Eten prakken 
- Altijd zeggen hoeveel iets kost 
- Een verjaardagskalender op de wc
 - Altijd eerst een afspraak maken voordat je langs gaat
- Verjaardag in een kring gaan zitten
- Tikkie
- Ooievaar in de tuin
  

Slide 5 - Tekstslide

Nederlandse cultuur
- Gelijkwaardigheid
- Vrijheid
- Rechtvaardigheid

Slide 6 - Tekstslide

Socialisatie
  • Het bewust of onbewust aanleren van normen, waarden en gewoonten die bij jouw groep of samenleving horen heet socialisatie

Slide 7 - Tekstslide





Aangeboren of aangeleerd?

Slide 8 - Tekstslide

Nature vs Nurture
Binnen de samenleving is er vaak een discussie of gedrag voornamelijk wordt aangeboren (nature) of aangeleerd (nurture). 

Slide 9 - Tekstslide

Let op... Soms is gedrag zowel aangeboren als aangeleerd. 
  • Bv. boerenkool eten: 
 Aangeboren = de behoefte aan eten 
Aangeleerd = de manier waarop je eet (bv met bestek) en wat je eet (bv “Hollandse pot”)

Bv. Nederlands praten:
Aangeboren = de klank
Aangeleerd = de taal 


Let op... Soms is gedrag zowel aangeboren als aangeleerd...
Voorbeeld: boerenkool eten

  • Aangeboren = de behoefte aan eten 

  • Aangeleerd = de manier waarop je eet (bv met bestek) en wat je eet (bv “Hollandse pot”)  
Voorbeeld: Nederlands praten

  • Aangeboren = de klank 

  • Aangeleerd = de taal

Slide 10 - Tekstslide

lezen + maken par. 2.1
maken paragraaf 2.1 alle opdrachten. Let op begrippen!
= Huiswerk volgende les



Slide 11 - Tekstslide