In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welcome to class
What you need today:
Ipad, Book, notebook, pen
Slide 1 - Tekstslide
Plan for today
Unit 2: Texas
Recap all grammar
+ Quiz
Work on lesson 5
Slide 2 - Tekstslide
Unit 2 Grammar recap
Havo 3
Slide 3 - Tekstslide
Topics
Past Perfect
Past Perfect vs. Past Simple
The possessives: 'S - ' - ..of..
Conjunctions
The Passive
Slide 4 - Tekstslide
Past perfect
De past perfect geeft aan dat iets vóór een bepaald moment of vóór een andere gebeurtenis in het verleden heeft plaatsgevonden. Vaak gebruikt in combinatie met de past simple
Voorbeeld:
He had walked the dog before he went to school.
Slide 5 - Tekstslide
Hoe maak je de past perfect?
A
was/were + ww + ing
B
am/is/are+ going to+ hele werkwoord
C
have/has + volt.deelwoord
D
had + volt.deelwoord
Slide 6 - Quizvraag
Past perfect
De past perfectmaak je als volgt:
had + voltooid deelwoord
Let op!
Regelmatige werkwoorden eindigen op -ed.
Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm: gone, eaten, etc. (p.285 All Right)
Slide 7 - Tekstslide
PAST PERFECT: Which sentence uses the Past Perfect?
A
I was waiting for hours before he came.
B
I have waited for hours before he came.
C
I had waited for hours before he came.
D
I waited for hours before he came.
Slide 8 - Quizvraag
Past perfect: Which sentence contains a Past Perfect?
A
I watched my brother leave the store.
B
I was watching tv when he left the store.
C
I have just watched him leaving the store
D
I had watched him leaving the store when I spoke to you.
Slide 9 - Quizvraag
Bedenk zelf een zin met de past perfect.
Slide 10 - Open vraag
PAST SIMPLE: Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
I always walk to school.
B
I am reading a book now.
C
I organised a party last week.
D
Will you come to my party tomorrow?
Slide 11 - Quizvraag
PAST PERFECT: Welke zin gebruikt de Past Perfect?
A
I was waiting for hours before he came.
B
I have waited for hours before he came.
C
I had waited for hours before he came.
D
I waited for hours before he came.
Slide 12 - Quizvraag
PAST SIMPLE: Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
Did you eat eggs for breakfast yesterday?
B
Do you always eat breakfast in the morning?
C
Have you eaten breakfast yet?
D
Has she seen the movie?
Slide 13 - Quizvraag
PAST PERFECT: Welke zin gebruikt de Past Perfect?
A
I watched my brother leave the store.
B
I was watching tv when he left the store.
C
I have just watched him leaving the store
D
I had watched him leaving the store when I spoke to you.
Slide 14 - Quizvraag
Possessive 's, ' and ...of...
Je gebruikt de possessive om bezit aan te geven, of om aan te geven dat iets bij iets anders hoort.
Voorbeelden:
My cousins' car
Tess's bike was stolen yesterday
Houston is in the state of Texas
Slide 15 - Tekstslide
Possessive 's, ' and ...of...
's achter zelfstandige naamwoorden in het meervoud die niet op -s eindigen (personen, dieren).
' achter zelfstandige naamwoorden in het meervoud die op -s eindigen.
Slide 16 - Tekstslide
Possessive 's, ' and ...of...
Je gebruikt ...of... als je het hebt over dingen:
Put your bike at the back of your house
Je gebruikt ...of... als je het hebt over geografische locaties:
Suzy lives in the city of San Diego
Slide 17 - Tekstslide
Which "Possessive" is CORRECT?
A
This is Tess car.
B
This is Tess's car.
C
This is the car of Tess.
D
This is Tess' car.
Slide 18 - Quizvraag
Possessive Which is correct?
A
A person's clothes.
B
A persons clothes.
C
A persons's clothes.
D
A persons' clothes.
Slide 19 - Quizvraag
Possessive Which is correct?
A
New York's streets
B
New York its streets
C
New Yorks' streets
D
The streets of New York
Slide 20 - Quizvraag
Grammar: possessive forms
Used for people and aninals.
Used for plurals (meervoud).
Used for things and places.
's
of
'
Slide 21 - Sleepvraag
Conjunctions
Conjunctions zijn voegwoorden. Deze woorden hebben allemaal een eigen functie.
Conjunctions voegen zinsdelen samen tot een zin.
Slide 22 - Tekstslide
Conjunctions
Conjunctions zijn voegwoorden. Deze woorden hebben allemaal een eigen functie.
Conjunctions voegen zinsdelen samen tot een zin.
Zie volledige lijst op p.95 All Right!
Slide 23 - Tekstslide
Why are conjunctions important?
Conjunctions are the glue that holds sentences together
Conjunctions show the relation between different words to express much greater meaning.
Slide 24 - Tekstslide
Welke conjunction past hier? ________ the basement flooded, we spent all day cleaning up.
A
After
B
Although
C
Before
D
Even if
Slide 25 - Quizvraag
I don’t want to go to the movies _____________ I hate the smell of popcorn.
A
Although
B
Because
C
Whenever
D
So that
Slide 26 - Quizvraag
___________ spring arrives, we have to be prepared for more snow.
A
Although
B
Because
C
Now that
D
Until
Slide 27 - Quizvraag
_____________ the alarm goes off, I hit the snooze button.
A
Because
B
As soon as
C
Before
D
Now that
Slide 28 - Quizvraag
The passive
(present simple and past simple)
Slide 29 - Tekstslide
Wat is de passive?
De passive (lijdende vorm) gebruik je als het niet belangrijk of bekend is wie de handeling verricht.
Slide 30 - Tekstslide
Wat is de passive?
Je legt de nadruk op wat er gebeurt in plaast van wie het doet!
Slide 31 - Tekstslide
De vorm van de passive
De vorm van de passive bestaat uit:
een vorm vanto be+ voltooid deelwoord
Soms staat er by achter, maar niet altijd.
Slide 32 - Tekstslide
De vorm van de passive
The thieves were chased by the police.
The car is not washed often by my father.
Slide 33 - Tekstslide
Passive: present simple
Gebruik am / are / is + voltooid deelwoord
This shop is run by two sisters.
The football matches are interrupted by earthquakes.
Slide 34 - Tekstslide
Passive: past simple
Gebruik was / were + voltooid deelwoord
I was invited to the wedding by my brother.
They were scammed during their trip.
Slide 35 - Tekstslide
Bij een zin in de passive is het belangrijk of bekend wie de handeling verricht
A
Waar
B
Niet waar
Slide 36 - Quizvraag
Use past simple passive: The film ___ in Texas.
A
was shooting
B
were shooting
C
was shotted
D
was shot
Slide 37 - Quizvraag
Present simple passive. Choose the correct option. The workers ....... well.
A
aren't paid
B
isn't pay
C
pays
D
aren't pays
Slide 38 - Quizvraag
What is the correct passive? The television ________ (to purchase) by a young man last week.
A
is purchased
B
are purchased
C
were purchased
D
was purchased
Slide 39 - Quizvraag
Get to work
Weekly task: Finish lesson 5 (1 till 10 + 12 of 13) by 20-01