SEMANA 10 - REPASO SUBJUNTIVO, SER/ESTAR CON ADJETIVOS

¿Qué tal las vacaciones?
Cuéntaselo a tu compañero. Utiliza el Indefindio, Imperfecto y el Pluscuamperfecto.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

¿Qué tal las vacaciones?
Cuéntaselo a tu compañero. Utiliza el Indefindio, Imperfecto y el Pluscuamperfecto.

Slide 1 - Tekstslide

El subjuntivo
¿Qué es? ¿Cómo es la conjugación? ¿Qué 'grupos' hay?

Slide 2 - Tekstslide

Subjuntivo - en resumen
  • niet-feitelijke gebeurtenissen (hoop, angst, wens, mogelijkheid)
  • in bijzin na 'que' (ojalá que, espero que, para que)
  • vervoeging regelmatige ww: draai uitgangen ar en er/ir om 
  • bij hoedjeswerkwoorden gebruik je de ik-vorm (-o) als stam
  • bij laarswerkwoorden behoud je de klinkerwissel ook in de subjuntivo
  • laarswerkwoorden waarbij e verandert naar i, geldt de klinkerwissel óók bij wij/jullie-vorm!
  • wegens klankbehoud krijgen werkwoorden op -car,gar,zar,ger,gir een medeklinkerwissel
  • de rijtjes van o.a. 'ESTAR' & 'HABER' zijn volledig onregelmatig, zie LT 182
  • de ikvorm is altijd hetzelfde als de hij/zijvorm, en eindigt in de subjuntivo dus niet op een o!

Slide 3 - Tekstslide

Espero que mi vecina no (volver) a tocar la batería.

Slide 4 - Open vraag

Ojalá que mañana no (nevar > LT 226).

Slide 5 - Open vraag

Espero que (divertirSE, tú) mucho en la fiesta.

Slide 6 - Open vraag

Dudo que (=ik betwijfel dat) ellos (querer) salir por la tele.

Slide 7 - Open vraag

No creo que (tener, vosotros) razón.

Slide 8 - Open vraag

Me parece un poco raro que Pablo (seguir) chateando con su ex.

Slide 9 - Open vraag

Voy a ordenar mi habitación, para que no (estar revuelto/-a).

Slide 10 - Open vraag

El profe espera que los alumnos (llegar) a tiempo.

Slide 11 - Open vraag

Dudo que los señores Martínez (ser) ricos. Parecen pobres.

Slide 12 - Open vraag

Espero que vosotros (haber) tenido buenas vacaciones.

Slide 13 - Open vraag

No creo que Pablo (tocar) la guitarra. Él toca el piano.

Slide 14 - Open vraag

Ojalá que Pedro (sacar) la basura lo antes posible. Huele muy mal.

Slide 15 - Open vraag

Ser/Estar
SER
 bij een eigenschap
 afkomst
 tijd en datum
 beroep
ESTAR  
gevoelens/emoties
gezondheid
toestand
ligging van plaatsen
ZIJN
Donostia es una ciudad muy bonita.
La ciudad está cerca de la frontera con Francia.

Slide 16 - Tekstslide

Ser/Estar
Met de meeste bijvoeglijk naamwoorden gebruik je ser, maar met sommige moet je estar gebruiken.

El alumno es listo (is slim).
El alumno está listo (is klaar).

Slide 17 - Tekstslide

SER/ESTAR: LT 86/10ab
a Elige entre ser y estar y escribe la forma correcta. 

b Relaciona y corrige tus respuestas.

Slide 18 - Tekstslide

Deberes
- haced y corregid: LE p.48,49/10-14
-estudiad: LT p.91/2 (gramática)
- estudiad: LT p.227 (vocabulario)

Slide 19 - Tekstslide