1.1 - Verkennend lezen en 1.2 - tekstsoort


Hoofdstuk 1 - Lezen
1.1 - Verkennend lezen
1.2 - Tekstdoelen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les


Hoofdstuk 1 - Lezen
1.1 - Verkennend lezen
1.2 - Tekstdoelen

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Aan het einde van de les heb je geoefend met verkennend lezen
Aan het einde van de les kan je een tekstsoort en een tekstdoel herkennen in een tekst

Slide 2 - Tekstslide

Wat is verkennend lezen?

Slide 3 - Tekstslide

Verkennend lezen
Bij verkennend lezen bekijk je de tekst om snel te bepalen wat de tekstsoort en het onderwerp van de tekst is. Als je weet wat de tekstsoort en het onderwerp is, kun je voorspellen wat er in de tekst staat.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een tekstsoort of het onderwerp?

Slide 5 - Tekstslide

Tekstsoort
Onder een tekstsoort vallen alle teksten die samen gemeenschappelijke kenmerken hebben
Bijvoorbeeld:
- Een artikel
- Een advertentie
- Een brief
Onderwerp
Het onderwerp van een tekst geeft aan waar de tekst over gaat. Het onderwerp van een tekst kun je vaak met één of enkele woorden opnoemen.
Bijvoorbeeld:
- Fitnesskleding
- Lidmaatschap sportclub

Slide 6 - Tekstslide

Waarom verkennend lezen?
Tijdens het IVIO examen Nederlands moet je ook vaak een lange tekst lezen. Voor je deze tekst in zijn geheel leest, is het handig om de tekst eerst verkennend te lezen. Je bepaalt bijvoorbeeld dat de tekst een nieuwsbericht is en over het opstappen van een trainer gaat. Je voorspelt dat in de tekst staat waarom de trainer is opgestapt en wie de nieuwe trainer zal worden.

Slide 7 - Tekstslide

Stappenplan verkennend lezen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Tekstdoelen
Bij het verkennend lezen kun je ook voorspellen welk doel een tekst heeft. Het tekstdoel geeft aan welke bedoeling de schrijver met de tekst heeft. De belangrijkste tekstdoelen zijn:

Tekstdoel
Toelichting
Informeren
De schrijver geeft de lezer informatie over een onderwerp, bijv. nieuwsbericht.
Instrueren
De schrijver legt de lezer uit hoe hij iets moet doen of gebruiken, bijv. gebruiksaanwijzing.
Overtuigen
De schrijver wil dat de lezer het met hem eens is of dat de lezer iets gaat doen, bijv. advertentie

Slide 10 - Tekstslide

In een tekst geeft een schrijver informatie over overwinningen van Nederlandse clubs in de Champions League
A
Overtuigen
B
Instrueren
C
Informeren

Slide 11 - Quizvraag

In een tekst legt een fabrikant uit hoe een sporter met een hartslagmeter zijn hartslag kan meten
A
Overtuigen
B
Instrueren
C
Informeren

Slide 12 - Quizvraag

In een tekst probeert een bekende Nederlander voorzitters van sportclubs over te halen gezonder eten aan te bieden in kantines
A
Overtuigen
B
Instrueren
C
Informeren

Slide 13 - Quizvraag

Genoeg gepraat, aan de slag!
Maak opdracht 1 en 3 (bladzijde 12, 13, 14 en 16)

Slide 14 - Tekstslide