5.1 absolutisme
1 / 15
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat is de juiste volgorde van de verschillende standen?
A
burgers, boeren, adel
B
adel, geestelijkheid, 3e stand
C
geestelijkheid, adel, 3e stand
D
geestelijkheid, boeren, adel
Slide 3 - Quizvraag
Waarom waren de meeste boeren arm?
A
Ze moesten de meeste belasting betalen
B
Ze kregen niet genoeg salaris
C
De boeren hadden geen rechten
D
De oogst was mislukt
Slide 4 - Quizvraag
Welke uitspraak past bij een absolute koning?
A
Ik luister naar wat het volk wil
B
Ik regeer samen met mijn ministers
C
Mijn ministers bepalen en ik luister naar ze
D
Ik bepaal en ik bepaal in mijn eentje
Slide 5 - Quizvraag
Wie hoefden er geen belasting te betalen?
A
Burgers en boeren
B
Geestelijkheid en adel
C
Geestelijkheid en burgers
D
Burgers en adel
Slide 6 - Quizvraag
Een absoluut vorst was Lodewijk XIV...dat is dus
A
de veertiende
B
de zestiende
C
de twaalfde
D
de dertiende
Slide 7 - Quizvraag
Wat was de bijnaam van deze Lodewijk XIV
A
Sterrenkoning
B
Zonnekoning
C
Zomerkoning
D
Danskoning
Slide 8 - Quizvraag
Wat was een typische uitspraak van Lodewijk XIV?
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Tekstslide
De koning had alle macht, maar welke macht(en) is/zijn dat dan precies?
