2. Werken met formules

2. Werken met formules
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2. Werken met formules

Slide 1 - Tekstslide

Planning 
  • Kahoot
  • Werken met formules
  • Omvormen formules methode 1
  • Omvormen formules methode 2
  • huiswerk

Slide 3 - Tekstslide

Kahoot
Zorg dat je het blaadje voor je hebt

Slide 4 - Tekstslide

Werken met formules
Een auto rijdt met 70 km/h. Hij rijdt 2 uur lang. Hoeveel afstand heeft de auto afgelegd?

1
2
3

Slide 5 - Tekstslide

Werken met formules
Een auto rijdt met 70 km/h. Hij rijdt 2 uur lang. Hoeveel afstand heeft de auto afgelegd?

Je lost deze vraag zo op
1
Dit zijn de grootheden die je gebruikt
2
Wanneer je symbolen gebruikt heb je een formule
3

Slide 6 - Tekstslide

De formules van dit jaar
*deze hoef je NIET uit je hoofd te leren

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeldvraag 1


Gevraagd: P = ?? W(wat is het vermogen?)
Gegevens
U = 15 V 
I = 4 A
Oplossing



(spanning is 15 V)
(stroomsterkte is 4 ampère)
Je moet de eenheid ook opzoeken in de tabel. Je ziet hier staan dat bij vermogen de eenheid W
De spanning is 15 V, de stroomsterkte is 4 ampère. 
Wat is het vermogen? De formule is P = U · I .

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeldvraag 2
Gevraagd: U = ? V
Gegevens
P = 200 W 
I = 5 A
Oplossing



(vermogen is 200W)
(stroomsterkte is 5 ampère)
Je hebt nu alleen maar de formule van P
Je moet deze veranderen in de formule van U
zie hoe op de volgende dia's
Het vermogen is 200 W, de stroomsterkte is 5 ampère. 
Wat is de spanning? De formule is P = U · I 

Slide 9 - Tekstslide

Formules ombouwen - de Formuledriehoek

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeldvraag 2
Gevraagd: U = ? V
Gegevens
P = 200 W 
I = 5 A
Oplossing



(vermogen is 200W)
(stroomsterkte is 5 ampère)
Je hebt nu alleen maar de formule van P
Je moet deze veranderen in de formule van U
zie hoe op de volgende dia's
Het vermogen is 200 W, de stroomsterkte is 5 ampère. 
Wat is de spanning? De formule is P = U · I 

Slide 11 - Tekstslide

Formule ombouwen van voorbeeldvraag 2
Formule: P = U x I              U = ?

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeldvraag 2
Gevraagd: U = ? V
Gegevens
P = 200 W 
I = 5 A
Oplossing



(vermogen is 200W)
(stroomsterkte is 5 ampère)
Je hebt nu alleen maar de formule van P
Je moet deze veranderen in de formule van U
zie hoe op de volgende dia's
Het vermogen is 200 W, de stroomsterkte is 5 ampère. 
Wat is de spanning? De formule is P = U · I 

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeldvraag 2
Gevraagd: U = ? V
Gegevens
P = 200 W 
I = 5 A
Oplossing



(vermogen is 200W)
(stroomsterkte is 5 ampère)
Je hebt nu alleen maar de formule van P
Je moet deze veranderen in de formule van U
zie hoe op de volgende dia's
Het vermogen is 200 W, de stroomsterkte is 5 ampère. 
Wat is de spanning? De formule is P = U · I 
U=IP

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeldvraag 2
Gevraagd: U = ? V
Gegevens
P = 200 W 
I = 5 A
Oplossing



(vermogen is 200W)
(stroomsterkte is 5 ampère)
Je hebt nu alleen maar de formule van P
Je moet deze veranderen in de formule van U
zie hoe op de volgende dia's
Het vermogen is 200 W, de stroomsterkte is 5 ampère. 
Wat is de spanning? De formule is P = U · I 
U=IP
U=5200=40W

Slide 15 - Tekstslide

Formule ombouwen van voorbeeldvraag 2
Formule: P = U x I

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht: maak de formuledriehoek op een blaadje
1. E = P · t


2. W = F · s


3. v = f · λ


4. 


5. 


6. 

p=AF
ρ=Vm
E=mc2

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht: maak de formuledriehoek op een blaadje
1. E = P · t


2. W = F · s


3. v = f · λ


4. 


5. 


6. 

p=AF
ρ=Vm
E=mc2
       E                                    F
    P   t                                p   A




      W                                   m
    F    s                                    V




ρ
       v                                    E
     f    λ                              m  c
* je mag de onderste twee symbolen altijd omwisselen. 

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht: verander de formules
1. E = P · t
P =

2. W = F · s
s =

3. v = f · λ
λ =



4. 


5. 


6. 

p=AF
ρ=Vm
E=mc2
       E                                    F
    P   t                                p   A




      W                                   m
    F    s                                    V
4.
F =

5.
V =

6.
m =

ρ
       v                                    E
     f    λ                              m  c
4.
F =

5.
V =

6.
m =


Slide 19 - Tekstslide

Opdracht: verander de formules
1. E = P · t
P =

2. W = F · s
s =

3. v = f · λ
λ =



4. 


5. 


6. 

p=AF
ρ=Vm
E=mc2
       E                                    F
    P   t                                p   A




      W                                   m
    F    s                                    V
4.
F =

5.
V =

6.
m =

ρ
       v                                    E
     f    λ                              m  c
4.
F = p • A

5.
V = 

6.
m =


tE
FW
fv
ρm
c2E

Slide 20 - Tekstslide

Andere methode voor het omschrijven van formules
Zowel deze als de formuledriehoek zijn goed, je mag zelf weten hoe je het doet.

Slide 21 - Tekstslide

Samenvattend - Formules omschrijven
Bij natuurkunde gaan we veel verschillende formules gebruiken. Je moet deze formules kunnen ombouwen. Dus bijvoorbeeld.

Je hebt deze formule:


Je wilt hem omschrijven zodat v vooraan staat:


Antwoord:  


Er zijn twee methodes om dit te doen, je mag zelf kiezen welke je gebruikt
s=vt
v=...
v=ts

Slide 22 - Tekstslide

Verwerkingsvragen
Dit is Huiswerk
In SOM vind je wanneer je dit precies moet af hebben

Slide 23 - Tekstslide

P = U x I
Zet I vooraan
A
I = U / P
B
I = P / U
C
I = U x P
D
I = P x U

Slide 24 - Quizvraag

Hoe heb je de vorige vraag opgelost?

Slide 25 - Open vraag

Fz
--------- = g
m
Zet Fz vooraan
A
Fz = m / g
B
Fz = g / m
C
Fz = m x g

Slide 26 - Quizvraag

Fv
--------- = C
u
Zet u vooraan
A
u = Fv / C
B
u = C / Fv
C
u = Fv x c

Slide 27 - Quizvraag

Extra oefenen met formules omzetten?
Formuledriehoek-methode
Ik ben een 2havo/vwo leerling. Ik wil oefenen met het omzetten van formules mijn docent gebruikt hiervoor alleen de formuledriehoek. Gebruik hiervoor steeds de formuledriehoek met de methode waarbij je je hand op degene die je 'nodig' hebt. De formule 'verschijnt' dan. Op de toets krijg ik dan een formule met maximaal 3 grootheden. Ik moet deze formule dan omzetten naar één van de andere grootheden in de formule. Hiervoor gebruik je symbolen. Kan je mij overhoren en uitleggen als ik iets fout heb? Wil je als ik het fout heb de juiste formuledriehoek aan mij laten zien?

6=3x2-methode
Ik ben een 2havo/vwo leerling. Ik wil oefenen met het omzetten van formules mijn docent gebruikt hiervoor alleen de methode 6=2x3. Bij deze methode vul je de symbolen van de grootheid in op de 6,2 of 3. Hierna zet je dan de 2 of de 3 voor, deze kan je gemakkelijk ombouwen (2=6/3 of 3=6/2). Op de plek van de getallen zet je dan weer de symbolen die je eerder er neergezet had. Op de toets krijg ik dan een formule met maximaal 3 grootheden. Ik moet deze formule dan omzetten naar één van de andere grootheden in de formule. Hiervoor gebruik je symbolen. Kan je mij overhoren en uitleggen als ik iets fout heb? 







Vul deze prompts in bij ChatGPT of een andere AI

Slide 28 - Tekstslide