Je kunt zinnen ontleden in zinsdelen
Je kunt die zinsdelen benoemen
je weet welke volgorde je moet gebruiken
Je hebt het huiswerk van 1.7 nagekeken
Je herkent minimaal 3 woordsoorten die je in de eerste klas geleerd hebt
Je weet hoe je moet oefenen om de 6 woordsoorten uit 2.7 te kennen