Uitleg sterke werkw met e of a in stam

Grammatik: starke Verben
Sterke werkwoorden met een e of a in de stam.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Grammatik: starke Verben
Sterke werkwoorden met een e of a in de stam.

Slide 1 - Tekstslide

Vervoegen sterke werkwoorden o.t.t.:
Bij sterke werkwoorden met een e in de stam verandert de stam bij de volgende persoonlijke vnw:
Regel:
  • du, er/sie/es/man veranderd de e in ->  of   ie  
  • è uitspraak -> i
  • ee uitspraak -> ie

Slide 2 - Tekstslide

Grammatik: starke Verben
Beispiele (voorbeelden) starke Verben mit e im Verbstamm:
  • geschehen
  • lesen
  • sehen
  • befehlen
  • helfen
  • sterben
  • melken
  • schmelzen

Slide 3 - Tekstslide

Aandachtspunten
Deze werkwoorden wijken af van de regel:
  1. gehen, stehen en bewegen (sterke ww en lange klank) -> GEEN i/ie wissel
  2. nehmen -> bij du/er/sie/es/man: h wordt
  3. nehmen (lange klank) -> i     (niet ie)        du nimmst/er/sie/es nimmt
  4. geben (lange klank) ->     i     (niet ie)         du gibst, er/sie/es/man gibt
  5. treten (lange klank) ->     i (niet ie)
  6. treten -> bij du er/sie/es/man: uitgang anders dan bij werkwoorden met stam op d of t       
       du trittst                       (JE VERWACHT TRITTEST)
       er/sie/es/man tritt    (JE VERWACHT TRITTET)

Slide 4 - Tekstslide

Sterke werkwoorden met a in stam
Bij sterke werkwoorden met een a in de stam verandert de stam bij de volgende persoonlijke vnw:    -> du/er/sie/es/man -> ä

Aandachtspunten:
  • bij laufen en stoßen geldt dezelfde regels als hierboven: du läufst er/sie/es/man läuft, du stößt, er/sie/es/man stößt
  • bij du er/sie/es/man: uitgang anders dan bij werkwoorden met stam op
       d of t   
       du hältst                   er/sie/es/man hält
       (JE VERWACHT HÄLTEST       HÄLTET)

Slide 5 - Tekstslide

Grammatik: starke Verben
Beispiele starke Verben mit a im Verbstamm:
  • graben
  • blasen
  • schlafen
  • einladen
  • tragen
  • fahren
  • fallen
  • raten
  • fangen

Slide 6 - Tekstslide

Wir .... (lesen) ein Buch.

Slide 7 - Open vraag

(Geschehen) .... es immer noch?

Slide 8 - Open vraag

Wir (schaffen) .... das!!

Slide 9 - Open vraag

(Gehen) ... sie (ev) nach Hause?

Slide 10 - Open vraag

Er (stellen).... die Vase auf den Tisch.

Slide 11 - Open vraag

Du (graben) .... ein Loch im Garten?

Slide 12 - Open vraag

Das hatte sie nie (erwarten) ..... .

Slide 13 - Open vraag

Haben Sie .... (versuchen) ihn zu helfen?

Slide 14 - Open vraag

(Geben) ... Sie mir eine Blume.

Slide 15 - Open vraag

(Nehmen) ..... du einen Kuchen mit aus dem Supermarkt?

Slide 16 - Open vraag

Es (laufen) ... schon einige Tage herum.

Slide 17 - Open vraag

Was (halten) ... du davon?

Slide 18 - Open vraag

Was (stehen) ... ihr da?

Slide 19 - Open vraag

Was (sagen) .... das Mädchen?

Slide 20 - Open vraag

Ich (tragen) .... einKopftuch.

Slide 21 - Open vraag

Es (gehen) .... ihm sehr schlecht.

Slide 22 - Open vraag

Zum Schluss
Grammatik Seite 90 helemaal + kopie met aantekeningen   (ZIE TEAMS TEGEL VOOR LINK)
Oefentoets(en)  (ZIE TEAMS TEGEL VOOR LINK)
Grammatica online opnieuw maken  (ZIE TEAMS TEGEL VOOR LINK)

Opmerkingen:
  • Wanner werkwoorden in het Nederlands sterk zijn, is dit in het Duits vaak ook zo.
  • Bij sterke werkwoorden verandert de klinker in de verleden tijd en eindigt het voltooid deelwoord op -en.

Slide 23 - Tekstslide