Bij het ontleden benoem je eerst de persoonsvorm, het gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp.
De zinsdelen die je overhoudt, zijn de bijwoordelijke bepalingen (bwb).
Niet elke zin bevat een bwb en sommige zinnen hebben meer dan één bwb.
Bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op de vragen:
Waar? Wanneer? Waarom? Waarmee? Waardoor? Hoe? Hoeveel? ...