Naamwoordelijk gezegde & werkwoordelijk gezegde

Grammatica
Naamwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica
Naamwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde

Slide 1 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
Een zin heeft een werkwoordelijk gezegde 

                       OF!


Een zin heeft een naamwoordelijk gezegde

Slide 2 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets (het onderwerp) IS (of wordt of blijft).

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Naamwoordelijk gezegde

Slide 5 - Tekstslide

          Het naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit één of meer werkwoorden en een (zelfstandig, bijvoeglijk) naamwoord. 

Het naamwoordelijk gezegde geeft altijd aan dat iets of iemand iets is (ZIJN ZIN).

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het naamwoordelijk gezegde?
In de zon zijn de beelden prachtig.
Dus het naamwoordelijk gezegde is: 
'zijn prachtig'

Slide 7 - Tekstslide

Koppelwerkwoord
Eén van de werkwoorden van een naamwoordelijk gezegde  is een vorm van een koppelwerkwoord.
Koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, lijken, blijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Slide 8 - Tekstslide

soorten werkwoorden
  • koppelwerkwoord
  • hulpwerkwoord
  • zelfstandig werkwoord

Slide 9 - Tekstslide

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Katrien is moe.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 10 - Quizvraag

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Ze heeft hard gewerkt.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 11 - Quizvraag

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Zij wil gaan slapen.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quizvraag

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Zij dacht aan haar grote zachte bed met haar warme deken en haar grote hoeveelheid knuffels.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 13 - Quizvraag

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Later wordt Katrien slaapspecialist.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 14 - Quizvraag

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

De leerling is boos geworden.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 15 - Quizvraag

werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?

Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 16 - Quizvraag

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Sophie bleef na de les nog even zitten.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde.

Slide 17 - Quizvraag

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Die ijverige Hendrik bleek de beste van de klas met wiskunde.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde.

Slide 18 - Quizvraag

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Leon heeft volgende week zaterdag 2 afspraken gemaakt.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde.

Slide 19 - Quizvraag