VWO 2 2023-11-24

Welkom
Ga rustig zitten op de plek waar je de vorige keer ook zat.

Pak je pen, schrift en boek erbij.

Heb je de telefoon in de telefoontas bij de deur gedaan?


1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Ga rustig zitten op de plek waar je de vorige keer ook zat.

Pak je pen, schrift en boek erbij.

Heb je de telefoon in de telefoontas bij de deur gedaan?


Slide 1 - Tekstslide

Programma van vandaag
  • Quiz
  • Gemaakte huiswerk, bespreken opgave 7 t/m 10
  • Of aan de slag met huiswerk voor de volgende keer
        - Lezen blz. 65 en 66
        - Opdracht 1 t/m 7 paragraaf 6

Slide 2 - Tekstslide

qa = 4P - 120 en qv = -2P +240
Bepaal bij welke prijs en
hoeveelheid er marktevenwicht is.
A
P= 20 euro q = 40 stuks
B
P = 60 euro q = 120 stuks
C
P = 60 euro q = 240 stuks

Slide 3 - Quizvraag

Qv = -p + 20 & Qa = 5p - 40
Bereken het marktevenwicht?
A
p = 10 & q = 10
B
p = 4 & q = 16
C
p = 20 & q = 8
D
p = 8 & q = 20

Slide 4 - Quizvraag

Bij marktevenwicht is de marktomzet €300.000?
A
Juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

MARKTEVENWICHT
A
daar kruisen vraag- en aanbod lijn
B
prijs die een consument wil betalen
C
levert een producent de optimale Qa
D
betaalt de consument de optimale Prijs

Slide 6 - Quizvraag

Wat is winst?
A
De prijs die klanten je betalen
B
de kosten die je hebt
C
De opbrengst min de kosten
D
de verkoopprijs

Slide 7 - Quizvraag

Winst =
A
TO - TK
B
TK - TO
C
Omzet - kosten
D
Kosten - omzet

Slide 8 - Quizvraag

Vaste kosten
A
zijn constant en onafhankelijk van de productiecapaciteit
B
zijn afhankelijk van de productiecapaciteit
C
zijn constant en onafhankelijk van de productieomvang
D
zijn afhankelijk van de productieomvang

Slide 9 - Quizvraag

Een fietsenwinkel koopt fietsen in voor € 300 per fiets en verkoopt ze voor € 500 per fiets.
De huur van de fietsenwinkel is € 5.000 per maand.
De fietsenwinkel verkoopt 30 fietsen per maand. Noem de omzet (TO), de kosten (TK) en de winst (TW).
A
TO = € 15.000, TK = € 14.000, TW = € 1.000
B
TO = € 9.000, TK = € 5.000, TW = € 4.000

Slide 10 - Quizvraag

Variabele kosten zijn:
A
kosten die niet veranderen met de drukte in het bedrijf
B
kosten die wel veranderen met de drukte in het bedrijf
C
alle kosten die een bedrijf maakt
D
transportkosten van een bedrijf

Slide 11 - Quizvraag

Kenmerk van variabele kosten is wanneer er geen gasten zijn dan ook geen variabele kosten
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quizvraag

Bij een monopolie zijn er veel aanbieders.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel aanbieders heeft een monopolie?
A
Één
B
Een aantal
C
Heel veel
D
Geen

Slide 14 - Quizvraag

Welke van deze marktvorm heeft een homogeen product, veel aanbieders en hebben aanbieders geen invloed op de prijs ?
A
monopolie
B
oligopolie
C
volkomen concurrentie
D
monopolistische concurrentie

Slide 15 - Quizvraag

Huiswerk of uitleg


Maken hoofdstuk 2 paragraaf Paragraaf 6 opdracht 1 t/m 7

Of uitleg gemaakte huiswerk

Slide 16 - Tekstslide

Opgave 7A blz. 58
Supermarkten bevinden zich al jaren in een prijzenoorlog. Albert Heijn begon een aantal jaar geleden de prijzenoorlog.

Wat wilde Albert Heijn bereiken met een prijzenoorlog?
  • Klanten weghalen bij de concurrenten. Misschien proberen andere supermarkten failliet te laten gaan

Slide 17 - Tekstslide

Opgave 7B blz. 58
Op korte termijn profiteert de consument. Op langere termijn kunnen de klanten nadeel hebben van een prijzenoorlog.
Leg dit uit.
  • Als andere supermarkten failliet gaan, heeft de consument minder keuze en kunnen de prijzen omhoog gaan.

Slide 18 - Tekstslide

Opgave 8 blz. 58
Zet de vier marktvormen op de juiste plaats.

Slide 19 - Tekstslide

Opgave 9 blz. 58
Plaats de vier marktvormen in volgorde van weinig tot geen concurrentie op de markt tot veel concurrentie op de markt.
  • Monopolie - geen concurrentie
  • Oligopolie - weinig concurrentie
  • monopolistische concurrentie - meer concurrentie, maar onderscheid in producten/kwaliteit.
  • volkomen concurrentie - veel concurrentie, dezelfde producten

Slide 20 - Tekstslide

Opgave 10A blz. 59
Lees bron 1. Welke marktvorm heeft de markt van veerdiensten naar Visland na toetreding van Aquaservice?
  • Twee aanbieders, Aquaservice en Navi
  • Dus oligopolie

Slide 21 - Tekstslide

Opgave 10B blz. 59
Bereken met behulp van bron 2 de maximaal haalbare omzet van Navi als dit bedrijf de enige aanbieder is.
  • In de grafiek staat  de formule van de prijs:
  • p = -12Q + 62,40
  • In het verhaal staat dat de huidige prijs € 31,20 is.
  • € 31,20 = -12Q + 62,40 -> 12Q = 31,20 -> Q =  260. Dat staat voor 260 × 1.000 = 260.000 tickets. 
  • Omzet: 260.000 * € 31,20 = € 8.112.000


Slide 22 - Tekstslide

Opgave 10C blz. 59
In bron 2 wordt genoemd dat de prijs € 37,20 moet zijn wanneer Navi streeft naar maximale winst.
  • Bereken de hoeveelheid bij een prijs van € 37,20 -> p = -12Q + 62,40
  • 37,20 = –0,12Q + 62,40 → 0,12Q = 62,40 – 37,20 → Q = 25,20 / 0,12 = 210.
  • De omzet is dan 210 × 1.000 × € 37,20 = € 7.812.000.
  • De kosten bedragen TK = 12 × 210 + 2.000 = 4.520 → 4.520 × 1.000 =           € 4.520.000
  • De winst is dan TW = € 7.812.000 – € 4.520.000 = € 3.292.000.


Slide 23 - Tekstslide

Opgave 10D blz. 59
Na de intrede van Aquaservice geldt in eerste instantie variant I: beide aanbieders veranderen hun prijs niet. Waarom is Navi bang dat deze situatie niet standhoudt en variant II gaat gelden?
  • Als je kijkt naar de vier varianten, dan is variant II  de variant waar Aquaservice de meeste klanten krijgt.  
  • Aquaservice krijgt meer klanten (van 32% naar 41%) als dit bedrijf de prijs verlaagt, waardoor variant II geldt.


Slide 24 - Tekstslide

Opgave 10E blz. 59
Waarom zal variant II ook niet land standhouden?
  • Als Navi zijn prijs dan ook verlaagt, zal Navi’s marktaandeel weer stijgen van 59% naar 68%.
  • Dan geldt dus variant IV, beide aanbieders verlagen hun prijs en Aquaservice heeft dan een marktaandeel van 32%.



Slide 25 - Tekstslide

Opgave 10F blz. 59
Leg uit waarom variant I voor beide bedrijven gunstiger is dan variant IV, terwijl de verdeling van de marktaandelen in beide varianten gelijk zijn.
  • De marktaandelen zijn gelijk, maar in variant I is de prijs voor beide bedrijven hoger dan in variant IV, waardoor de omzet in variant I dus ook hoger uitvalt.



Slide 26 - Tekstslide