Toets Ademhaling en verbranding

Oefening
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefening

Slide 1 - Tekstslide

Welke lichaamscellen doen aan verbranding?
A
Alleen Spiercellen
B
Alleen je hersencellen
C
Alle cellen die in je lichaam zit
D
Spiercellen en hersencellen

Slide 2 - Quizvraag

welke vorm van energie komt er vrij bij een brandende kaars?

A
warmte en licht
B
licht en beweging
C
beweging en warmte
D
koolstofdioxide en water

Slide 3 - Quizvraag

wat is de brandstof bij een brandende kaars?

A
lucht
B
kaarsvet
C
zuurstof
D
glucose

Slide 4 - Quizvraag

wat is een belangrijke brandstof voor je lichaam?
A
water
B
glucose
C
koolstofdioxide
D
zuurstof

Slide 5 - Quizvraag

Bij verbranding in je lichaam ontstaat:
A
Zuurstof
B
Stikstof
C
Koolstofdioxide
D
Vuur

Slide 6 - Quizvraag

Als je hardloopt gaat je ademhaling langzamer dan wanneer je wandelt
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Wat is gaswisseling?
A
Koolstofdioxide in je bloed en zuurstof eruit
B
De verbranding van zuurstof en het ontstaan van koolstofdioxide
C
Het wisselen van rode en witte bloedcellen
D
Zuurstof in je bloed en koolstofdioxide uit je bloed

Slide 8 - Quizvraag

Maarten doet mee aan de Elfsteden zwemtocht. Dat is een tocht van 195 km langs 11 steden in Friesland.
Bij het zwemmen levert zijn lichaam zeer zware inspanning.
Waarom is het belangrijk dat Maarten regelmatig tussendoortjes eet?

Slide 9 - Open vraag

Sleep de woorden naar de juiste plaats in de formule van verbranding in het menselijke lichaam
->
Glucose
Zuurstof
Energie
Koolstofdioxide
Water

Slide 10 - Sleepvraag

Lucht stroomt je longen in doordat:
A
Je buikspieren aan je longen trekken
B
De ruimte in je borstholte groter wordt
C
Je je mond of neusgaten open doet
D
Je longen het naar binnen zuigen

Slide 11 - Quizvraag

1
2
3
4
5
6
Neusholte
Bronchiën
Keelholte
Strottenhoofd
Luchtpijp
Longblaasjes

Slide 12 - Sleepvraag

Enkele delen van het ademhalingsstelsel zijn de bronchiën, de longblaasjes en de luchtpijp. In welke volgorde stroomt de lucht door deze delen naar binnen als Dorien diep inademt?
A
luchtpijp - longblaasjes - bronchiën
B
bronchiën - luchtpijp - longblaasjes
C
luchtpijp - bronchiën - longblaasjes
D
bronchiën - longblaasjes - luchtpijp

Slide 13 - Quizvraag

was is de taak van het neusslijmvlies?( 2 antwoorden mogelijk.
A
warm maken van binnenstromende lucht
B
vochtig maken van binnenstromende lucht
C
stofdeeltjes tegenhouden
D
ruiken

Slide 14 - Quizvraag

welk onderdeel in de neus houdt ziekteverwekkers tegen?
A
reukzintuig
B
neusharen
C
neusslijmvlies

Slide 15 - Quizvraag

welk onderdeel in de keelholte sluit de neusholte af als je slikt?
A
huig
B
strotklepje
C
tong
D
bronchie

Slide 16 - Quizvraag


Welke manier van ademhalen wordt er in de afbeelding hiernaast weergegeven? welke spieren worden daarbij gebruikt?
A
Buikademhaling met het middenrif
B
Borstademhaling met het middenrif
C
buikademhaling met de tussenribspieren
D
borstademhaling met de tussenribspieren

Slide 17 - Quizvraag

waar geeft je bloed koolstofdioxide af?
A
longblaasjes
B
luchtpijp

Slide 18 - Quizvraag

welke stof komt in het bloed bij het inademen?
A
zuurstof
B
koolstofdioxide
C
water
D
glucose

Slide 19 - Quizvraag

welke stof komt uit het bloed bij het inademen?
A
zuurstof
B
koolstofdioxide
C
water
D
glucose

Slide 20 - Quizvraag

het uitwisselen van gassen tussen het bloed en de lucht: zuurstof (in) en koolstofdioxide (uit) heet...
A
Osmose
B
Verwisseling
C
Gaswisseling
D
Ontdekking

Slide 21 - Quizvraag

Sleep de woorden aan de rechterkant naar de juiste plek bij het longblaasje
Longblaasje
Zuurstof
Rode bloedcel
Zuurstofarm bloed
Zuurstofrijk bloed
Lucht
CO2/Koolstofdioxide

Slide 22 - Sleepvraag

stof die zorgt dat mensen verslaafd raken aan roken
stof in tabaksrook die binnenkant van luchtwegen beschadigt
reukloos gas in rook dat in je bloed de plaats van zuurstof inneemt
steeds meer verslavende stof nodig hebben voor hetzelfde prettige effect
nicotine
koolstofmonoxide
teer
gewenning

Slide 23 - Sleepvraag

Longblaasje
Luchtpijptakje
Kraakbeenring
Bronchie
Luchtpijp

Slide 24 - Sleepvraag

Bij een ademhaling komt er lucht binnen langs verschillende onderdelen van het ademhalingsstelsel.
Wat is de juiste volgorde (1, 2, 3) bij een diepe ademhaling? 

Juiste moet hier!
1 bronchiën
2 luchtpijp
3 longblaasjes 
1 longblaasjes
2 luchtpijp
3 bronchiën 
1 luchtpijp
2 bronchiën
3 longblaasjes 
1 luchtpijp
2 longblaasjes
3 bronchiën 
1 bronchiën
2 longblaasjes
3 luchtpijp
1 longblaasjes 
2 bronchiën
3 luchtpijp 

Slide 25 - Sleepvraag

neusholte
long
luchtpijp
keelholte
luchtpijptak
longblaasje

Slide 26 - Sleepvraag

Longblaasje
longen
Bronchiën

longtakje
Luchtpijp n

Slide 27 - Sleepvraag

luchtpijp
slokdarm
longblaasje
luchtpijptakje
neusholte
strottenhoofd

Slide 28 - Sleepvraag

Bloedplasma
Inhoud longblaasje

Wand van longblaasje
Wand van longhaarvat
Rode bloedcel

Slide 29 - Sleepvraag

luchtpijptakje
neusholte
keelholte
luchtpijp
longblaasje
luchtpijptak

Slide 30 - Sleepvraag


Wat is de kleine bloedsomloop?
A
van het hart naar de hersenen en weer terug
B
van het hart door het lichaam en weer terug
C
van het hart naar de darmen en weer terug
D
van het hart naar de longen en weer terug

Slide 31 - Quizvraag

In het hart zitten de kamers onder de boezems
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Sleep de onderdelen naar het hart!
Rechterboezem
Rechterkamer
Linker
boezem
Linkerkamer

Slide 33 - Sleepvraag

Welk bloedvat
heeft kleppen?
A
Slagaders
B
Ader
C
Haarvat

Slide 34 - Quizvraag

Welke bloedcellen vervoeren zuurstof?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
rode bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplaatjes

Slide 35 - Quizvraag

Welke bloedcellen
verdedigen je tegen ziekteverwekkers?
A
Rode bloedcellen
B
Bloedplaatjes
C
Witte bloedcellen
D
Bloedplasma

Slide 36 - Quizvraag

Welke bloedcellen vormen een korstje op een wond?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
bloedplasma

Slide 37 - Quizvraag

Bloed in aders:
A
bevat veel zuurstof
B
bevat weinig zuurstof

Slide 38 - Quizvraag

Waaruit bestaat bloedplasma vooral?
A
eiwitten
B
water
C
koolstofdioxide
D
zuurstof

Slide 39 - Quizvraag

De grootste slagader is de
A
holle ader
B
beenslagader
C
beenader
D
aorta

Slide 40 - Quizvraag

Door welke bloedvaten stroomt het bloed vanuit je lichaam terug naar het hart?
A
Aders
B
Haarvaten
C
Slagaders
D
De aorta

Slide 41 - Quizvraag

Tekst
Slagaders
Haarvaten
Aders
Gespierde wand
hele dunne wand
'Dunne' wand, niet gespierd
Vervoert bloed 
van hart af
Heeft kleppen
Hier gaat zuurstof naar de cellen

Slide 42 - Sleepvraag

Welk bloedvat
heeft de dikste
wand?
A
Slagaders
B
Ader
C
Haarvat

Slide 43 - Quizvraag

Het bloedvat dat bloed naar de nier brengt heet de:
A
nierslagader
B
aorta
C
holle ader
D
nierader

Slide 44 - Quizvraag

Hoe heet het bloedvat dat bloed brengt naar de rechterboezem?
A
holle slagader
B
holle ader
C
aorta
D
longader

Slide 45 - Quizvraag

Wat doen je hartkleppen?
A
Zorgen dat bloed niet van boezems naar kamers kan stromen
B
Zorgen dat bloed niet van kamers naar boezems kan stromen
C
Zorgen dat bloed niet van kamers naar bloedvaten kan stromen
D
Zorgen dat bloed niet van bloedvaten naar kamers kan stromen

Slide 46 - Quizvraag

In slagaders is de bloeddruk:
A
gemiddeld
B
laag
C
hoog

Slide 47 - Quizvraag

18. Wat doet de halsslagader?
A
brengt bloed naar je hoofd
B
brengt bloed naar je hart
C
brengt bloed naar de rechterboezem
D
brengt bloed naar de linkerboezem

Slide 48 - Quizvraag

Wat doen nieren?
A
Ze filteren bloed en verwijderen afvalstoffen (urine)
B
Ze maken nieuwe bloedcellen aan en verwijderen versleten bloedcellen
C
Ze nemen koolstofdioxide op en maken hier zuurstof van.
D
Ze helpen mee aan de vertering van moeilijke oplosbare stoffen zoals vetten

Slide 49 - Quizvraag


De afbeelding geeft onder andere een nier weer. Welke letter geeft het nierbekken aan?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 50 - Quizvraag

Dit was het!

Slide 51 - Tekstslide