Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
4.7 grammatica (les 1)
4.7 grammatica (les 1)
Vandaag:
Uitleg 4.7 naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde
Opdracht maken
Lezen in je leesboek
1 / 24
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
In deze les zitten
24 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
4.7 grammatica (les 1)
Vandaag:
Uitleg 4.7 naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde
Opdracht maken
Lezen in je leesboek
Slide 1 - Tekstslide
Doel
Je leert wat een
naamwoordelijk gezegde
is en kunt een naamwoordelijk gezegde uit de zin halen.
Slide 2 - Tekstslide
Wat hebben we gedaan en wat moet nog?
3.5 woorden
3.7 grammatica
3.8 spelling
4.5 woorden
4.7 grammatica
4.8 spelling
Slide 3 - Tekstslide
Naamwoordelijk gezegde
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen.
Zinnen waarin iemand iets
doet
.
Zinnen waarin iemand iets
is
.
Slide 4 - Tekstslide
werkwoordelijk gezegde <-> naamwoordelijk gezegde
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen.
Zinnen waarin iemand iets
doet
. = werkwoordelijk gezegde
Zinnen waarin iemand iets
is
. = naamwoordelijk gezegde
Slide 5 - Tekstslide
werkwoordelijk gezegde <-> naamwoordelijk gezegde
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen.
Zinnen waarin iemand iets
doet
. = Ik geef les.
Zinnen waarin iemand iets
is
. = Ik ben docent.
Slide 6 - Tekstslide
WG NG
- DOE-zin
- Actie/handeling
- het OW
DOET
iets
- alleen maar werkwoorden
- er kan een LV in staan
- ZIJN-zin
- een vorm van de 9 kww
- Het OW
IS
iets
- bestaat uit werkwoorden
én naamwoorden (ZN of BN
--> eigenschap/kenmerk
van het OW)
- bevat nooit een LV
Slide 7 - Tekstslide
Naamwoordelijk gezegde
Sjakie
is
boos geworden.
pv = is
ow: Sjakie
ng: is [boos] geworden
Het
naamwoordelijk gezegde
koppelt een eigenschap (boos worden) aan het onderwerp + Sjakie).
Slide 8 - Tekstslide
koppelwerkwoorden (1/2)
Koppelwerkwoorden:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
(heten, dunken, voorkomen)
Als je deze uit je hoofd leert, kan het makkelijker worden om het naamwoordelijk gezegde te herkennen.
Slide 9 - Tekstslide
koppelwerkwoorden (2/2)
Bij zinnen met een naamwoordelijk gezegde kun je de koppelwerkwoorden met elkaar verruilen.
Ik ben docent.
Ik word docent.
Ik blijf docent.
Ik blijk docent.
Ik lijk docent.
etc..
Slide 10 - Tekstslide
werkwoordelijk gezegde <-> naamwoordelijk gezegde
Je moet bij
elke
zin kiezen tussen een naamwoordelijk gezegde OF een werkwoordelijk gezegde.
Ze zitten nooit allebei in de zin.
Werkwoordelijk gezegde:
het onderwerp
doet
iets --> alle werkwoorden in de zin .
Naamwoordelijk gezegde:
het onderwerp
is
iets --> alle werkwoorden + naamwoorden (ZN of BN)
Slide 11 - Tekstslide
Naamwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp
Een naamwoordelijk gezegde heeft
nooit
een lijdend voorwerp!
Kijk maar:
Ik /
eet
/ een mandarijn. Ik / ben een mandarijn.
ow: ik ow: ik
wg: eet ng: ben [een mandarijn]
lv: een mandarijn lv: -
Slide 12 - Tekstslide
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Katrien is moe.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 13 - Quizvraag
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Ze heeft hard gewerkt.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 14 - Quizvraag
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Zij wil gaan slapen.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 15 - Quizvraag
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Later wordt Katrien slaapspecialist.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 16 - Quizvraag
De leerling is boos geworden.
Wat is de PV?
A
de leerling
B
is
C
boos
D
geworden
Slide 17 - Quizvraag
De leerling is boos geworden.
Wat is het OW?
A
De leerling
B
is
C
boos
D
geworden
Slide 18 - Quizvraag
De leerling is boos geworden.
Doet de leerling iets, of is de leerling iets?
A
doet iets!
B
nee, is iets!
Slide 19 - Quizvraag
De leerling is boos geworden.
Wat is het werkwoordelijk deel?
A
is
B
is boos
C
geworden
D
is geworden
Slide 20 - Quizvraag
De leerling is boos geworden.
Wat is het naamwoordelijk deel?
A
is boos
B
is boos geworden
C
boos
D
is geworden
Slide 21 - Quizvraag
De leerling is boos geworden.
Wat is het NG?
A
[boos] geworden
B
is [boos]
C
[is] geworden
D
is [boos] geworden
Slide 22 - Quizvraag
Noteer het NG van de zin
Die ijverige Hendrik bleek de beste van de klas met wiskunde.
Slide 23 - Open vraag
Opdrachten maken:
Maak van 4.7 opdracht 1, 3, 7.
Leesboek
Klaar met de opdrachten? Pak je leesboek en ga
rustig
verder lezen.
Slide 24 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Naamwoordelijk gezegde
Maart 2023
- Les met
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
H.2 Naamwoordelijk gezegde
Oktober 2023
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Naamwoordelijk gezegde
September 2022
- Les met
37 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
H.2 Naamwoordelijk gezegde
Oktober 2022
- Les met
37 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
H.2 Naamwoordelijk gezegde
April 2023
- Les met
41 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
H1.7 - Naamwoordelijk gezegde
December 2023
- Les met
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Havo 2 Naamwoordelijk gezegde
December 2024
- Les met
36 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Havo 2 Naamwoordelijk gezegde
17 dagen geleden
- Les met
37 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3