Omer en de vliegticket (Hebben / zijn)

• Nederlands
• ISK

Taalklas

werkwoorden hebben/zijn

samen lezen : Superrrr

Numo

Welke dag en datum is het vandaag?

welke dag was het gisteren?

De herfst is van ... tot ...

1. 21 sept - 21 dec
2. 21 dec - 21 mrt
3. 21 mrt - 21 juni
4. 21 juni - 21 -sept

Herfst

1. 
2. 
3. 
4. 

welk jaargetijde is het?

1. lente
2. zomer
3. herfst
4. winter

hebben en zijn

werkwoorden

doe-woorden

bijzondere werkwoorden/doewoorden

Oefenen met hebben en zijn

mix en match

Wat is goed?

1. ik zijn
2. hij zijn
3. wij zijn
4. jij zijn

Wat is goed?

Wij ... lief.

1. hebben
2. zijn
3. hadden
4. bennen

Wat is goed?

Jullie ... 16 jaar oud.

1. hebben
2. zijn
3. heeft
4. is

Inhoud: Omer en het vliegticket

Als Omers oma opeens heel ziek is, wil zijn moeder het liefst meteen naar Turkije. Maar er is geen geld voor een vliegticket. Gelukkig heeft Omer een oplossing!

Mama zegt: 'Waarom zei je tegen opa dat ik kom?

Ik wil graag naar Turkije, maar wie zorgt er dan voor jullie?

Je vader kan niet koken. En hij is altijd aan het werk.

En we hebben nu niet genoeg geld voor een ticket.'

Mijn moeder pakt de foto van oma van de kast. Ze kust de foto.

'Ik wil zo graag, maar ik kan niet.' En ze begint weer te huilen.

We gaan samen lezen

Wie?

mens

Waar?

plaats

Waarom?

reden

Numo