Periode Revoluties Les 2

Periode Revoluties
Klas 9
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Periode Revoluties
Klas 9

Slide 1 - Tekstslide

Inleiding
De 9e is een klas waarin veel verandert. Je gaat een profiel kiezen en er wordt meer van je verwacht.
Grote veranderingen hebben we bij geschiedenis natuurlijk ook. Processen die de wereld gemaakt hebben tot de plek die we nu kennen. Vorig jaar heb je de industriële revolutie gehad: een periode waarin Europa zijn positie als leidend continent versterkt. Deze periode kijken we nog één keer naar twee revoluties. De Franse en de Russische revolutie; het begin is hetzelfde, het verloop en de uitvoering heel anders.
Na deze periode snap je waarom mensen kiezen voor verandering en hoe ver ze willen gaan om dat te bereiken. Maar ook dat toeval en ongelijkheid belangrijke factoren zijn. Grote processen en veranderingen hebben vaak een klein begin. Net zoals jullie keuzes voor volgend jaar.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les: bestuursvormen
Bij elke bestuursvorm is de macht anders verdeeld.

  1. Monarchie
  2. Aristocratie
  3. Tirannie/Dictatuur
  4. Democratie

Slide 3 - Tekstslide

1. Monarchie
Mono       = één
Archein   = heersen
Constitutionele monarchie:
Grondwet bepaalt hoeveel macht de vorst heeft.
Koning, koningin of keizer
Twee soorten:
  • Constitutionele monarchie
  • Absolute monarchie

Slide 4 - Tekstslide

2. Aristocratie
Aristo          = besten
Kratein       = regeren
"Besten" gebaseerd op geboorte, niet op kunde
Macht is in handen van de aanzienlijken = de Adel
Gaat vaak samen met een monarchie!

Slide 5 - Tekstslide

3. Tirannie / Dictatuur
Tiran  = alleenheerser
In het Oude Griekenland was dit niet negatief! 
Kwam orde op zaken stellen.
Later kwam de betekenis met geweld...
Verschil tussen tiran en dictator heeft te maken met de duur van de ambtstermijn.

Slide 6 - Tekstslide

4. Democratie
Demos      =  volk
Kratein     = regeren

Twee vormen:
  • Directe democratie
  • Indirecte democratie (parlementaire democratie)

Slide 7 - Tekstslide

5. Meritocratie
Merit      =  prestatie
Kratein     = regeren

Bestuur door mensen die iets gepresteerd hebben (diploma's, capaciteiten, ervaring)
Eerlijk?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Democratie onder de loep
Socrates (469-399 v. Chr.)
Politici praten mensen naar de mond. Mensen zijn makkelijk te beïnvloeden. 
"Als je een zeereis onderneemt, wie wil je dan dat besluit wie de baas is van het vaartuig? Zomaar iemand of mensen die onderwezen zijn in de regels en vereisten van het varen?"
Plato (427 - 437 v. Chr.)
Democratie is een chaos en dictatuur van de lagere klassen. Zelfs mijn brood laat ik door een deskundige bakker maken, waarom word ik dan bestuurd door amateurs? Meerderheid van stemmen kon niet bepalen wat goed of waar was. Burgers laten zich vaak misleiden en beïnvloeden door handige sprekers
Aristoteles (384 - 322 v. Chr.)
Niet verstandig om gewone burgers te laten meebeslissen. Vond kennis essentieel om beslissingen te kunnen nemen en daar hadden de gewone brugers vaak een gebrek aan.
Anton Mussert (1894 - 1946)
Democratie: 'slap geklets' in het parlement. Wordt niks goed geregeld voor de gewone man. Krachtige leider nodig vooral in crisistijd

Slide 10 - Tekstslide

Is democratie de ideale bestuursvorm?
Je gaat twee dingen doen:
  1. Maak twee lijstjes: één met voordelen van democratie, en één met de nadelen.
  2. Schrijf een betoog van 150 woorden waarin je de vraag beantwoord. Geef je mening en onderbouw deze met argumenten!

Slide 11 - Tekstslide