Net als mensen hebben planten voortplantingscellen. Deze zitten in de bloemen.
Mannelijke cellen: stuifmeelkorrels
Vrouwelijke cellen: eicellen
Slide 2 - Tekstslide
Bloemen
De mannelijke voortplantingsorganen zijn meeldraden. Een meeldraad bestaat uit een meeldraad en helmknop
In de helmknop ontstaan de stuifmeelkorrels.
Slide 3 - Tekstslide
Bloemen
Het vrouwelijke voortplantingsorgaan is de stamper. De stamper bestaat uit de stempel, stijl en vruchtbeginsel.
In het vruchtbeginsel (begin van de vrucht) liggen zaadbeginsels (begin van de zaadjes). In elk zaadbeginsel zit 1 eicel.
Slide 4 - Tekstslide
Bloemen
De gekleurde bladeren van een bloem, kroonbladeren, lokken insecten naar de bloem.
De groene bladeren, kelkbladeren, beschermden de bloem toen die nog in de knop zat.
Ook nectar uit nectarkliertjes lokken insecten.
Slide 5 - Tekstslide
Bestuiving
Slide 6 - Tekstslide
Bestuiving
Slide 7 - Tekstslide
Bestuiving
Slide 8 - Tekstslide
Bestuiving
Slide 9 - Tekstslide
Bevruchting
Na de bestuiving vindt de bevruchting plaats.
1. De stuifmeelkorrels komt op de stempel en blijft liggen.
2. Er groeit een buisje van de stuifmeelkorrel naar het vruchtbeginsel. Dit is de stuifmeelbuis. Deze neemt de kern van de stuifmeelkorrel mee naar het vruchtbeginsel.
3. De stuifmeelbuis eindigt bij een eicel. De kernen van de stuifmeelkorrel (mannelijk) en de eicel (vrouwelijk) smelten samen. Tada! Een bevruchte eicel.