Thema 5 BS 7 Sociaal gedrag

Thema 5: Waarneming en gedrag
Basisstof 7: Gedrag
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 5: Waarneming en gedrag
Basisstof 7: Gedrag

Slide 1 - Tekstslide

wat weet je nog?

Waar moet een goede onderzoeksvraag aan voldoen?
Wat is een hypothese?

Slide 2 - Tekstslide

Wat is geen waarneming?
A
Horen
B
Zien
C
Voelen
D
Praten

Slide 3 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met waarnemen?
A
Horen, zien, eten, voelen, ruiken en proeven.
B
Je bewust worden van wat je hoort, ziet, voelt, ruikt en proeft via je zintuigen.
C
Alles wat een kat hoort, ziet, voelt, vindt en ruikt.
D
Geen antwoord is juist

Slide 4 - Quizvraag

Waarnemen doe je met je ...
A
zenuwstelsel
B
hersenen
C
zintuigen
D
ogen, oren, neus, mond en huid

Slide 5 - Quizvraag

Zonder hersenen zou je geen pijn kunnen waarnemen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Lesdoelen:
  • Je kunt uitleggen wat gedrag is.
  • Je kunt tenminste 1 verschil benoemen tussen waarneming en uitleg van gedrag. 

Slide 7 - Tekstslide

Waarnemen
Om je omgeving waar te kunnen nemen gebruik je zintuigen.

Een zintuig is een orgaan dat reageert op een invloed uit de omgeving.

Een invloed uit de omgeving noemen we prikkels.

In zintuigen liggen zintuigcellen. als zintuigencellen een prikkel ontvangen zetten ze deze om in impulsen

Impulsen zijn elektrische signalen (seintjes) die je zintuigcellen doorstuurt naar je zenuwen

De zenuwen sturen de impulsen naar de hersenen en hier wordt het verwerk en neem je iets waar

Slide 8 - Tekstslide

"Alles wat een mens of dier doet, is gedrag. Bijvoorbeeld lachen en naar iets kijken. Ook geluiden maken, slapen of zelfs gewoon stilstaan zijn gedrag."

Slide 9 - Tekstslide

Motivatie
Motivatie = de bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag. 

Als je veel hebt gegeten, is je motivatie om te eten laag. 
De prikkel "ruiken van friet" leidt dan niet tot eetgedrag. 
Bij honger is je motivatie om te eten hoog. 
Dan leidt de prikkel wel tot een respons. 

Slide 10 - Tekstslide

Aangeboren of aangeleerd
Gedrag is voor een deel aangeboren en voor een deel aangeleerd

Zuigen aan de tepel van de moeder is aangeboren gedrag

Een peuter die met een lepel kan eten is aangeleerd gedrag

Slide 11 - Tekstslide

Sociaal gedrag
Bij veel dieren en mensen wordt gedrag beïnvloed door soortgenoten. Gedrag van soortgenoten naar elkaar noem je sociaal gedrag

Een handeling van een dier (of mens) is een prikkel voor een handeling van een soortgenoot. 

Slide 12 - Tekstslide

Gedrag van mensen
Mensen denken na over hun gedrag en ze beoordelen het gedrag van anderen. Dieren doen dat niet.

Waarden zijn de dingen die mensen belangrijk vinden in het leven:
Eerlijkheid, respect, rechtvaardigheid, vrijheid
Normen zijn gedragsregels waarvan veel mensen vinden dat je je eraan moet houden:
Je mat niet stelen (gebaseerd op de waarde "eerlijkheid")

Slide 13 - Tekstslide

Sociaal gedrag
Een prikkel of handeling bij sociaal gedrag noem je een signaal

Zwaaien is een signaal aan een soortgenoot. 
Signalen -> communiceren

Voorbeelden bij mensen:
Lichaamshouding, gebaren en taal.
Voorbeelden bij dieren:
Kleur, geluiden en geur.

Slide 14 - Tekstslide

Signaal met meerdere betekenissen
Een hand opsteken is een signaal. Dit kan verschillende betekenissen hebben.

Je kijkt naar de situatie, de gezichtsuitdrukking en de lichaamshouding. 

Slide 15 - Tekstslide

Observatie en interpretatie
Het feitelijke gedrag dat je waarneemt = observatie.
"De hond beweegt zijn staart op en neer"

Wat jij DENKT dat dit gedrag betekent = interpretatie
"de hond is blij"

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Aan de slag
Maak van thema 5.7

Opdracht 1 tm 3
Maak de flitskaarten
Test jezelf
Maak van Thema 1 tm 7 alle opdrachten die nog openstaan

Slide 18 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kunt uitleggen wat gedrag is.
Je kunt tenminste 1 verschil benoemen tussen waarneming en uitleg van gedrag. 

Slide 19 - Tekstslide

In welke laag van de huid liggen de zintuigen van de huid?
A
Alleen in de opperhuid.
B
Alleen in de lederhuid.
C
In de opperhuid en in de lederhuid.
D
Alleen in het onderhuids bindweefsel.

Slide 20 - Quizvraag