Het koraalrif ANTWOORDEN werkbladen

LES 1: 
Het koraalrif ANTWOORDEN werkblad 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

LES 1: 
Het koraalrif ANTWOORDEN werkblad 

Slide 1 - Tekstslide

Vraag 1:
  • Zonlicht
  • helder water
  • warm water
  • schoon water
  • zout water

Slide 2 - Tekstslide

Vraag 2:
Franjeriffen

Slide 3 - Tekstslide

Vraag 3:
Bossen, graslanden, meren, savannes, toendra’s en woestijnen

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 4:
Sponzen: Buis- en bekersponzen
Neteldieren: Koralen, zeeanemonen, kwallen
Weekdieren: Octopussen, zeenaaktslakken, karko
Geleedpotigen: Krabben, kreeften, garnalen
Stekelhuidigen: Zee-egel, zeesterren
Gewervelden: Vissen, zeeschildpadden, dolfijnen

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 5:
De Koraalduivel eet kleine vissen, dus het aantal vissen die algen eten nemen af. 
Daarnaast zijn er ook geen natuurlijk vijanden hier voor de Koraalduivel, dus kan de Koraalduivel zich ongestoord voortplanten.

Slide 6 - Tekstslide

LES 2: 
Wat is koraal ANTWOORDEN werkblad 

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 1:






De tekeningen van de leerlingen moeten op dit voorbeeld lijken. 

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 2:
  • Koraal is een dier / neteldier. 
  • Het zijn kleine diertjes (poliepen) die samen leven. 
  • Een koraaldier wordt een koraalpoliep genoemd. 
  • Poliepen zijn klein en zacht, en hebben de stevigheid van een  skelet nodig om te overleven.

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 3:
  • Overdag zooxanthellen (algen) maken voedingstoffen d.m.v. fotosynthese voor de koraalpoliepen.

  • In de nacht vangen ze kleine diertjes met hun tentakels.

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 4:
Koraalpoliepen worden niet groter maar ze klonen (delen) zichzelf.

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 5:
  • Seksueel: met zaadcellen en eicellen( Coral Spawning)

  • Aseksueel: doordat er koraal afbreekt en verderop in de oceaan verder groeit.

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 6:
  • Eigen antwoord...

Slide 13 - Tekstslide

LES 3: 
Het belang van het koraal ANTWOORDEN werkblad 

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 1:
  • Onder biotische factoren versta je factoren uit de levende natuur: soortgenoten, voedsel, roofdieren, nestgelegenheid en ziekteverwekkers.

  • Abiotische factoren zijn invloeden die afkomstig zijn van de niet levende natuur. Dit is bijvoorbeeld de wind, regen, temperatuur en licht.

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 2:
Wanneer de top consument weg valt, worden andere carnivore vissen niet gegeten, hierdoor neemt de populatie carnivore vissen toe. 
Dit heeft als gevolg dat de carnivore vissen teveel kleine herbivore vissen gaan eten. De afwezigheid van herbivore vissen leidt tot toename van het aantal algen, waardoor het koraalrif overwoekerd kan raken.

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 3:
Wanneer de producent weg valt, krijgen de consumenten van de eerste orde geen eten meer. Als alle consumenten van de eerste orde geen eten meer hebben, neemt het aantal af en hebben de consumenten van de tweede orde ook geen eten meer. 
Dit gaat zo door tot de top consument, waardoor alle dieren van het voedselweb uiteindelijk geen eten meer hebben.

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 4:
Het koraalrif is voor dieren belangrijk als leefomgeving. 

Ze vinden er voedsel & schuilplaatsen en
kraamkamer.

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 5:
Als kraamkamers. 

Sommige vissen van het koraalrif leggen daar hun eieren.

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 6:
  • Toerisme, 
  • medisch onderzoek (medicijnen)
  • kustbescherming

Slide 20 - Tekstslide

Vraag 7:
Een voorbeeld van een voedselweb kan zijn:

Alg > 
Zoöplankton > 
Dominojuffer > 
Red snaper >
Tandbaars. 

Slide 21 - Tekstslide