AKS3 - Kaartvaardigheden en Geografische werkwijzen


AKS3 - Kaartvaardigheden en Geografische werkwijzen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les


AKS3 - Kaartvaardigheden en Geografische werkwijzen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Welke geografische schaalniveaus herken je in de volgende uitspraak?

‘Ontbossing draagt bij aan klimaatverandering.’
A
Lokaal niveau
B
Regionaal niveau
C
Continentaal niveau
D
Politieke dimensie

Slide 3 - Quizvraag

Welke dimensie herken je in deze uitspraken over het regenwoud van Mato Grosso?

‘Het regenwoud herbergt talloze planten- en dierensoorten.’
A
Culturele dimensie
B
Economische dimensie
C
Natuurlijke dimensie
D
Politieke dimensie

Slide 4 - Quizvraag

Op de kaart ‘Mijnbouw en industrie’ zie je twee dimensies. Welke?
A
Culturele dimensie
B
Economische dimensie
C
Natuurlijke dimensie
D
Politieke dimensie

Slide 5 - Quizvraag

een kaart met de populairste vakantiegebieden in Frankrijk.
een kaart met alle parken in Amsterdam.
een kaart die die ligging van alle voetbalclubs in Limburg laat zien
regionale schaal
Lokale schaal
Nationale schaal

Slide 6 - Sleepvraag



Geografisch analyse-model

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video




Geografische coordinaten

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Welke stad ligt er op de volgende coordinaten: 20˚N.B., 100˚ W.L.

Slide 13 - Open vraag

Relatieve ligging
A
afstand tussen 2 plekken
B
coordinaten van een plaats

Slide 14 - Quizvraag

Pak de atlas! Bepaal de coordinaten van Abuja. Werk in tweetallen (en anders alleen).
timer
3:00

Slide 15 - Tekstslide

Zoek eens op de plaats bij de volgende coordinaten: 34 ZB en 72 WL
A
Lima
B
Santiago
C
Rio de Janeiro
D
Buenos Aires

Slide 16 - Quizvraag


Kaart en schaal

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Hier zie je de schaal van de kaart. Een schaal geeft aan hoeveel een gebied op een kaart is verkleind.

Schaal is alleen maar een verhouding.
Sommige mensen denken dat "schaal" iets te maken heeft met centimeters, maar dat is onjuist. Als iets op schaal getekend is, geeft de schaal de verhouding aan tussen de tekening en de werkelijkheid.

Bij een schaal van 1:100 is een centimeter op de kaart 100 cm in werkelijkheid.
Maar ook is bij een schaal van 1:100 een millimeter op de kaart 100 mm in werkelijkheid.
En bij diezelfde schaal is de lengte van een gebouw in werkelijkheid 100 keer zo groot.

Een fietskaart met een schaal van 1:50.000
Elke afstand op de kaart is in werkelijkheid 50.000 keer zo groot.
1 cm op de kaart = 50.000 cm = 500 m = 0,5 km
2 cm op de kaart = 1 km
 


In een kaart staat soms een noordpijl. Als er geen noordpijl staat, is de bovenkant van de kaart het noorden.


Dit is de titel van de kaart. Deze vind je vaak in de legenda van een kaart terug. 
Alle symbolen en kleuren hiernaast zijn de legenda van de kaart. Dat is de uitleg van de betekenis van de kleuren en de symbolen op een kaart. In deze legenda zie je bijvoorbeeld dat een rode kleur op de kaart betekend dat het gebied een hoogteligging heeft van 3000m of meer. Dit betekend dat dat gebied dus hoger ligt dan 3000meter!! 

Slide 19 - Tekstslide


schaal
Rechtsboven staat dat de schaal van deze kaart 1:200.000 is.
1:200.000
1 centimeter op de kaart is in werkelijkheid 2 kilometer 
berekenen schaal
Je meet met je lineaal hoeveel centimeter 2 plaatsen van elkaar liggen op de kaart. Dan kijk je wat de schaal van de kaart is. In dit geval: 1:200.000. Je streept ALTIJD 5 nullen weg: 1 cm is dus 2 kilometer in het echt. 
Stel plaats A en B liggen 5 centimeter uit elkaar op de kaart dan is dat in werkelijkheid 5 x 2 km. = 10 kilometer.

Slide 20 - Tekstslide

Kaartsoorten
Staatskundige kaart
Natuurkundige kaart

Slide 21 - Tekstslide



Zelf kaarten maken?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Geografische vragen

Slide 24 - Tekstslide

beschrijvende geografische vragen

Waar is dat?
Wat is daar?
Hoe is dat daar?
Hoe beleeft men dat daar?

Slide 25 - Tekstslide

Verklarende geografische vragen

Waarom is dat daar?
Waarom is dat daar zo?
Waarom beleeft men dat daar zo?

Slide 26 - Tekstslide

Voorspellende geografische vragen

Waar zal dat zijn?
Waarom zal dat daar zijn?
Waarom zal dat daar zo zijn?
Hoe zal men dat daar beleven?

Slide 27 - Tekstslide

Waarderende geografische vragen

Is dat daar gewenst?
Is daar dat gewenst?
Is dat daar zo gewenst?

Slide 28 - Tekstslide

Geografische vragen gericht op keuzes, oplossingen en voorspellingen

Waar kan dat?
Wat kan daar?
Hoe zal dat daar zijn?
Hoe zal men dat daar beleven?

Slide 29 - Tekstslide