MMA3 - 2.5 Dieren bewegen

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 2.5 Dieren bewegen
2.5 - Dieren bewegen

Slide 2 - Tekstslide

Herhalen vorige les 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen 2.5 
- Je kunt beschrijven hoe gewervelde dieren zich voortbewegen
- Je kunt aangeven op welk deel van hun poten zoogdieren lopen
- Je kunt het verband beschrijven tussen het skelet en de leefwijze van het dier
- Je kunt beschrijven hoe ongewervelde dieren bewegen

Slide 7 - Tekstslide

Bewegen met wervelkolom
Gewervelde dieren bestaan uit 5 groepen:
.......

Slide 8 - Tekstslide

Bewegen met wervelkolom
Gewervelde dieren bestaan uit 5 groepen:
- vogels
- amfibieën
- zoogdieren
- reptielen
- vissen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Vissen, Amfibieën, Reptielen

- Bewegen met de wervelkolom van links naar rechts
- Amfibieën en reptielen: poten aan zijkant van het lichaam
Vogels, Zoogdieren

- Bewegen met de wervelkolom op en neer
- Hebben poten aan de onderkant van het lichaam
-Hierdoor kunnen ze zich snel vooruit bewegen

Slide 11 - Tekstslide

0

Slide 12 - Video

Zoogdieren
Topganger  (Hoefganger) - loopt op puntje van de teenkootjes, hier omheen hebben ze hoeven
Teengangers - loopt op de teenkootjes
Zoolgangers - loopt op de gehele voet

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

een voorbeeld van een teenganger is een
A
mens
B
paard
C
beer
D
hond

Slide 18 - Quizvraag

Sommige gewrichten hebben ___________ voor extra stevigheid.
A
gewrichtssmeer
B
gewrichtskapsel
C
gewrichtsbanden
D
kraakbeenlaagje

Slide 19 - Quizvraag

Er is een foto van Dominique haar arm gemaakt.

Sleep naar de botten die je ziet op de röntgenfoto:
Extra hulpje, het skelet
Spaakbeen
Opperarmbeen
Ellepijp



middenhands
beentjes



handwortel
beentjes
vingerkootjes

Slide 20 - Sleepvraag

Als je de armbuigspier samentrekt, wordt de onderarm ..1.. getrokken. De arm wordt dan ..2..

Welke woorden passen op de lege plekken?
A
1=omlaag 2=gestrekt
B
1=omlaag 2=gebogen
C
1=omhoog 2=gebogen
D
1=omhoog 2=gestrekt

Slide 21 - Quizvraag

Een bot zonder lijmstof breekt erg snel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Welke dieren zijn zoolgangers?
A
Mens en kameel
B
Mens en beer
C
Kameel
D
Geen van allen

Slide 23 - Quizvraag

Welk nadeel heb je als zoolganger?
A
de hele zool wordt gebruikt bij het lopen
B
je zakt makkelijk weg in de bodem
C
je bent niet zo snel
D
je hebt geen knie

Slide 24 - Quizvraag

Welke functie heeft de wervelkolom voor het ruggenmerg?
De wervelkolom ...
A
beschermt het ruggenmerg
B
geeft stevigheid aan het ruggenmerg
C
geeft vorm aan het ruggenmerg
D
geleidt het ruggenmerg

Slide 25 - Quizvraag

Aan het werk met
Maak de opdrachten 1 t/m 15 (paragraaf 2.5)
Nakijken
timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide

Hoeveel groepen gewervelden zijn er?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 27 - Quizvraag

Bij beweging van de vis beweegt de wervelkolom...
A
Van links naar rechts
B
Van boven naar beneden
C
Helemaal niet
D
In alle richtingen

Slide 28 - Quizvraag

De wervelkolom van amfibieën beweegt anders in het water dan op het land
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Reptielen hebben een erg beweeglijke wervelkolom
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Waar hoort een hert bij?
A
Zoolgangers
B
Teengangers
C
Hoefgangers/Topgangers

Slide 31 - Quizvraag

Waar hoort een kat bij?
A
Zoolgangers
B
Teengangers
C
Hoefgangers/Topgangers

Slide 32 - Quizvraag

Leerdoelen 2.5 

- Je kunt beschrijven hoe gewervelde dieren zich voortbewegen
- Je kunt aangeven op welk deel van hun poten zoogdieren lopen
- Je kunt het verband beschrijven tussen het skelet en de leefwijze van het dier
- Je kunt beschrijven hoe ongewervelde dieren bewegen

Slide 33 - Tekstslide

Bouwplan van gewervelden
Het bouwplan van gewervelden lijkt erg op elkaar, hebben allemaal dezelfde botten.
Aanpassing op wat nodig is voor de leefwijze van het dier
- Armen van vleermuizen -> vliezen tussen de lange botten in de 'hand'
- Voorpoten van de mol -> korte, stevige botten in de 'hand'
- Vinnen van de walvis -> brede 'hand', uitgegroeid tot vin

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Hoe bewegen ongewervelde dieren?
weekdieren: slak heeft een uitwendig skelet van kalk. loopt over slijmspoor.

wormen: segmenten van kringsperen en lengtespieren.

geleedpotigen: uitwendig skelet van chitine, dus gewrichten ook uitwen-dig.

Slide 36 - Tekstslide

Alle ongewervelden hebben een gelijke manier van bewegen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quizvraag

Hoeveel soorten spieren gebruiken wormen om vooruit te bewegen?
A
1
B
2
C
4
D
8

Slide 38 - Quizvraag

Aan het werk met 
Maak opdr 16 t/m 24 (paragraaf 2.5)
Nakijken 
timer
10:00

Slide 39 - Tekstslide