onderzoek

onderzoek
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

onderzoek

Slide 1 - Tekstslide

Ik vind geschiedenis een leuk vak.
0100

Slide 2 - Poll

Ik vind geschiedenis een makkelijk vak.
0 (
0100

Slide 3 - Poll

Ik vind geschiedenis een moeilijk vak.
0100

Slide 4 - Poll

Ik vind de teksten in mijn geschiedenisboek makkelijk om te lezen.
0100

Slide 5 - Poll

Ik lees de teksten in mijn geschiedenisboek niet.
0100

Slide 6 - Poll

Ik vind de teksten in mijn geschiedenisboek makkelijk om te leren.
0100

Slide 7 - Poll

Ik sta een voldoende voor geschiedenis.
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

Ik weet hoe ik een samenvatting moet maken.
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Als ik voor een proefwerk geschiedenis leer, maar ik eerst een samenvatting.
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Ik maak geen samenvatting als ik mijn proefwerk geschiedenis ga leren. Ik leer op de volgende manier: (schrijf op hoe jij je geschiedenis proefwerk leert).

Slide 11 - Open vraag

-Hoe haal je kernwoorden uit een tekst.
-

Slide 12 - Tekstslide

De 5W + 1H lezen
Start met stil lezen

Slide 13 - Tekstslide

De belangrijkste informatie
Soms moet je de belangrijkste informatie uit een tekst opschrijven, bijvoorbeeld als je een samenvatting wilt maken van een langere tekst. In een samenvatting noteer je kort de belangrijkste informatie.

Slide 14 - Tekstslide

5W- en 1H-vragen
Zet hiervoor eerst alle belangrijke informatie op een rijtje. 
Dat kun je doen met de 5w+h-vragen: 
wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe.

Slide 15 - Tekstslide

Stel de volgende vragen aan je tekst:
– Wat is er gebeurd?
– Wie waren erbij betrokken?
– Waar is het gebeurd?
– Wanneer gebeurde het?
– Waarom gebeurde het?
– Hoe gebeurde het?

Slide 16 - Tekstslide

Zo vat je een tekst of een deel van een tekst samen


Bedenk welke 5w+h-vragen je kunt stellen en noteer deze.

Schrijf voor jezelf kort de antwoorden op de 5w+h-vragen op.
Als de tekst meerdere deelonderwerpen heeft, kun je deze vragen ook gebruiken om een deel van de tekst samen te vatten.

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld 5W- en 1H-vragen
  • Wat? Wat is er gebeurd? (gebeurtenis, situatie)
  • Wie? Om wie gaat het in het verhaal? (welke persoon of personen)
  • Wanneer? Wanneer vond het plaats? (datum, tijdstip, moment)
  • Waar? Waar is het gebeurd? (plaats, locatie)
  • Waarom? Waarom is iets gebeurd? (reden)
  • Hoe? Hoe is het gebeurd of hoe is het afgelopen (manier waarop)

Slide 18 - Tekstslide

Maak zelf toetsvragen bij de tekst. 
-Dan maak ik er een Kahoot! van. 
-Vragen: zorg dat de leerlingen uit twee antwoorden moeten kiezen. A. B. 
-Gebruik bij het maken van je vragen de 5W en 1h vragen.

Wat? Wat is er gebeurd? (gebeurtenis, situatie)
Wie? Om wie gaat het in het verhaal? (welke persoon of personen)
Wanneer? Wanneer vond het plaats? (datum, tijdstip, moment)
Waar? Waar is het gebeurd? (plaats, locatie)
Waarom? Waarom is iets gebeurd? (reden)
Hoe? Hoe is het gebeurd of hoe is het afgelopen (manier waarop)

Slide 19 - Tekstslide

In welke zin staat informatie over
'wie'?
A
Zin a
B
Zin b
C
Zin c
D
Zin d

Slide 20 - Quizvraag

In welke zin staat informatie over
'wat'?
A
Zin a
B
Zin b
C
Zin c
D
Zin d

Slide 21 - Quizvraag

In welke zin staat informatie over
'waar'?
A
Zin a
B
Zin b
C
Zin c
D
Zin e

Slide 22 - Quizvraag

In welke zin staat informatie over
'wanneer'?
A
Zin a
B
Zin b
C
Zin c
D
Zin e

Slide 23 - Quizvraag

In welke zin staat informatie over
'waarom'?
A
Zin a
B
Zin b
C
Zin c
D
Zin e

Slide 24 - Quizvraag

In welke zin staat informatie over
'hoe'?
A
Zin a
B
Zin b
C
Zin c
D
Zin e

Slide 25 - Quizvraag

Opdracht (tweetallen)
  1.  Kies een nieuwsbericht (uitgeprint voor in de klas) en pak lijntjespapier of je aantekenschrift;
  2. Lees het nieuwsbericht samen door;
  3. Maak 5W en 1H vraag bij het nieuwsbericht;
  4. Beantwoord daarna de 5W en de 1H vraag van het nieuwsbericht.

Slide 26 - Tekstslide

5w + 1h-vragen op een rijtje
  • wie
  • wat
  • waar
  • wanneer
  • waarom
  • hoe

Slide 27 - Tekstslide