Passive+If-zinnen

Please login to LessonUp
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Please login to LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today:
Grammar:
  • Passive -> My dog was kicked (by a stranger)
  • If-zinnen (conditionals) -> I always cry if/when I am in a bad mood

Practice online if you already understand (in silence):

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Passive I
WAT is belangrijker dan WIE
Tijden waarin de passive plaats kan vinden: present simple, past simple, present continuous, past continuous, present perfect + past perfect.

Hoe maak je de passive:
Werkwoord to be + voltooid deelwoord (= hele werkwoord + ed of derde rijtje onregelmatige werkwoorden)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Passive II
Stappenplan:
  1. Zoek het lijdend (of meewerkend) voorwerp in de zin.
  2. Zet deze voorop in de nieuwe lijdende zin.
  3. Bepaal de tijd van het werkwoordelijk gezegde oude zin.
  4. Zet om naar de juiste tijd in de passive.
  5. Herschrijf de zin.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Make passive: My uncle visited my grandmother last week.

Slide 6 - Open vraag

My grandmother was visited last week (by my uncle).
Make passive: Birds have built a nest in my garden.

Slide 7 - Open vraag

A nest has been built in my garden (by birds).

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

If-zinnen I
Voor feiten, waarschijnlijke en/of onwaarschijnlijke situaties.

Bestaat uit een hoofd- en een bijzin -> bijzin geeft voorwaarde aan en hoofdzin het gevolg.

If I am in a bad mood, I  always cry.            ->  volgorde maakt niet
I always cry if I am in a bad mood                     uit (let op: komma)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

If-zinnen: Feiten 
Dingen die altijd waar zijn.

Gebruik PRESENT SIMPLE in zowel hoofd- als bijzin:
[If/When + Present Simple --> Present Simple]
[Present Simple --> If/When + Present Simple]

Ex. If Johnny wins his trial, he receives a million dollars.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

If-zinnen: Waarschijnlijke situaties 
Als je je voorstelt wat jij/iemand zou doen in een specifieke situatie in de toekomst.

Gebruik PRESENT SIMPLE in de if-sentence + FUTURE in de bijzin:
[If + Present Simple --> Future]
[Future --> If + Present Simple]

Ex. If you are nice to her, she will buy you a birthday-present.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

If-zinnen: Onwaarschijnlijke situaties I
Als je je iets voorstelt of afvraagt wat nog geen werkelijkheid is.

Gebruik PAST SIMPLE in de if-sentence and WOULD + verb in de bijzin:
[If + Past Simple --> Would + Verb]
[Would + Verb --> If + Past Simple]

Ex. If we lived in Norway, my mother would miss us.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

If-zinnen: Onwaarschijnlijke situaties II
Zaken die absoluut niet gebeurd zijn in het verleden.

Gebruik PAST PERFECT in de if-sentence and WOULD HAVE + voltooid deelwoord in de bijzin:
[If + Past Perfect--> Would have + voltooid deelwoord]
[Would have + voltooid deelwoor--> If + Past Perfect]

Ex. If you had prepared properly, you would have passed the test.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I ____________ (to buy) a new phone if I _________ (to have) enough money.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

If you ________ (to mix) water and electricity, you _______ (to get) a shock.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Upcoming classes:
In groups of five (I have made the groups at random):
  • One grammatical topic: adjectives/adverbs, compounds, quantifiers, comparatives/superlatives or pronouns.
  • In your group try to find out when you use your grammatical topic, how  you use it (form, place, exceptions), 3 example questions.

  • Next Thursday, you should be able to present your topic to the other groups and have them answer your 3 questions. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

For example:
Topic: word order
When: whenever you are using a language.
Form: (wanneer) wie doet wat/wie waar (wanneer).
Question: doet wie wat/wie waar wanneer. BEHALVE als what, which, who of how many onderwerp van de vraag is DAN -> what/which/who/how many doet wat/wie waar wanneer.

Uitzonderingen: bepaalde bijwoorden. (deze moet je leren).

Example question: Put these words in the correct order in a sentence.
1. he - yesterday - walk - not - her - with - did - school - to

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Break
After the break, we will continue with:


Next Monday: Done ex. 1-21.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Listening on B2-level



Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. When Jennifer Brea fell ill, she was…
A
about to get married and writing her thesis.
B
working as a teacher at university.
C
drastically changing some things in her life.
D
already graduated and about to be married.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. She decided to film herself and other people with chronic fatigue because…
A
she wanted to get famous.
B
she needed the world to see the strangeness of her disease.
C
her doctors could not help her.
D
her family did not understand her symptoms.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. How does Jennifer feel at the moment?
A
She spends a majority of her time in bed.
B
She is completely cured.
C
She has intermittent periods when she feels fine.
D
She does not clearly state how she feels right now.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4. People who suffer from severe chronic fatigue (ME) have the following experiences:
A
No contact with doctors, tube-fed and bedbound.
B
Isolated, tube-fed and helped by medicine.
C
Supported, bedbound and visited regurlarly by doctors.
D
Tube-fed, visited regularly by family, and understood by doctors.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5. What does Jennifer NOT mention about the illness?
A
There are a lot of people who misunderstand chronic fatigue (ME).
B
Regular exercise can help improve your condition.
C
There is a lack of good treatments.
D
People do not believe that the illness exists.

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6. How does the illness start?
A
With an infection.
B
You are born with it.
C
Due to a decline of physical condition.
D
It does not have a specific starting point.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

7. People who develop this condition...
A
show symptoms long before falling ill.
B
usually have a history of depression.
C
often do not realise that they are ill.
D
are perfectly fine before falling ill.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies