(Nakijken 8 en 9 van Gram. H1), herhalen woordsoorten klas 1, oefenen

- Herhalen woordsoorten (aantekening) 
- Uitleg bez. vnw., wkg. vnw. en wknd. vnw.
- Huiswerk maken
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

- Herhalen woordsoorten (aantekening) 
- Uitleg bez. vnw., wkg. vnw. en wknd. vnw.
- Huiswerk maken

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen



Je herkent de volgende woordsoorten en kunt deze benoemen:

- lidwoord

- zelfstandig naamwoord

- bijvoeglijk naamwoord

- ww: hww / zww

- vz

- pers. vnw.


nieuw:

- bezittelijk voornaamwoord

- wederkerend voornaamwoord

- wederkerig voornaamwoord




Slide 2 - Tekstslide

ZINSONTLEDING
zinnen in stukken hakken
wwg
ond
lv
mv
bwb
-----------------------
bvb
WOORDSOORTBENOEMING
elk woord een naam geven
lw
znw
bnw
ww: hww/zww
vz
pers vnw
bez vnw
wknd vnw
wkg vnw

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een kenmerk van een bijvoeglijk naamwoord?
A
zegt iets over een lw
B
zegt iets over een znw
C
komt vaak na een lw
D
mensen, dieren, dingen, planten en namen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is kenmerk van een hulpwerkwoord?
A
helpt het belangrijkste werkwoord in de zin
B
kan als enig werkwoord in een zin staan
C
belangrijkste werkwoord in een zin

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?

Slide 6 - Open vraag

Aantekening woordsoorten
lw = de, het, een
znw = mensen, dieren, dingen, planten en namen
bnw = zegt iets over een znw (de lieve hond - de hond is lief)
ww = dingen die je kunt doen
- hww = hulpwerkwoord, helpt het belangrijkste ww in de zin
- zww = zelfst. werkwoord = belangrijkste ww (vaak achterin)
vz = kast- en oorlogswoorden (voor de kast, achter de kast, na de oorlog)
pers. vnw. = staat in plaats van een naam of persoon (hij, ik, jullie)

Slide 7 - Tekstslide

ZINSONTLEDING
zinnen in stukken hakken
wwg
ond
lv
mv
bwb
-----------------------
bvb
WOORDSOORTBENOEMING
elk woord een naam geven
lw
znw
bnw
ww: hww/zww
vz
pers vnw
bez vnw
wknd vnw
wkg vnw

Slide 8 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
Afkorting = bez. vnw.

Geven een bezit aan (zie blz. 24 in je lesboek)
Kan bijvoeglijk en zelfstandig gebruikt worden

Dat is mijn boek.
In jouw nieuwe auto viel onze telefoon.
Dat boek is de mijne

Slide 9 - Tekstslide

Waar denk je aan bij het woord
'wederkerend'?

Slide 10 - Woordweb

Wederkerend voornaamwoord
Afkorting = wknd. vnw.
- hoort bij een wederkerend werkwoord (begint met 'zich')
- voorbeelden: zich vergissen, zich voorstellen, zich verzetten
 - trucje: vervang het onderwerp door hij (zet de zin in de 3e persoon). Het wederkerend vnw verandert dan naar 'zich'.

Ik paste me aan -->  Hij paste zich aan -> me = wknd vnw
Je verzet je tegen de nieuwe tramlijn ->  Hij verzet zich...  -> je = wknd vnw

Slide 11 - Tekstslide

Wederkerig voornaamwoord
Afkorting = wkg. vnw.
- het woordje 'elkaar'

De twee directeuren fietsen gezellig met elkaar naar de eindbestemming.

Slide 12 - Tekstslide

Even oefenen - open vragen
Benoem de volgende woordsoorten:
- bez vnw
- wknd vnw
- wkg vnw
- pers vnw
1 Jullie vergissen je in de datum.
2 De datum van jullie verjaardag ben ik vergeten.
3 We gaven elkaar een hand.
4 Pak het eens aan!

Slide 13 - Tekstslide

Benoem het pers vnw, bez vnw, wknd vnw en wkg vnw:
Jullie vergissen je in de datum.

Slide 14 - Open vraag

Benoem het pers vnw, bez vnw, wknd vnw en wkg vnw:
De datum van jullie verjaardag ben ik vergeten.

Slide 15 - Open vraag

Benoem het pers vnw, bez vnw, wknd vnw en wkg vnw:
We gaven elkaar een hand.

Slide 16 - Open vraag

Benoem het pers vnw, bez vnw, wknd vnw en wkg vnw:
Pak het eens aan!

Slide 17 - Open vraag

Huiswerk
2H: opdracht 10, 11, 13, 14 en 16 van Gram. H1 maken
2V: opdracht 10, 13, 15, 16 en 17 van Gram. H1 maken

Let op! Bij vraag 13 hoef je alleen de persoonlijk en bezittelijk voornaamwoorden op te schrijven.

Neem voor de volgende les je leesboek mee!

Slide 18 - Tekstslide