les 3 Wil je welvaart of welzijn?

les 3 Wil je welvaart of welzijn?
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

les 3 Wil je welvaart of welzijn?

Slide 1 - Tekstslide

herhaling 
Het deel van je inkomen dat je vrij kunt uitgeven is het .........?

  

 brutoloon (afgesproken met werkgever)
- sociale premies
- loonheffing         
   nettoloon (ontvang je op je rekening)

   nettoloon
- premie ziektezorgverzekering
- andere verplichte heffingen    
  besteedbaar inkomen
besteedbaarinkomen 

Slide 2 - Tekstslide

Hoe groter de 'buik' van de Lorenzcurve is, hoe...
A
meer de inkomens ongelijk verdeeld zijn
B
meer de inkomens gelijk verdeeld zijn.

Slide 3 - Quizvraag

§1.3 Wil je welvaart of welzijn?
Theorie

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
Je leert in deze paragraaf:
  • waarom het nodig is om prioriteiten te stellen
  • wat het betekent dat de meeste goederen schaars zijn
  • wat het verschil is tussen welvaart en welzijn




Slide 5 - Tekstslide

In je behoeften voorzien

Slide 6 - Tekstslide

Schaarste

Slide 7 - Tekstslide

Welvaart en welzijn

Slide 8 - Tekstslide

Vragen
Kan je de theorie toepassen?

Slide 9 - Tekstslide

Een stijging of daling in procenten berekenen

Slide 10 - Tekstslide

Formule

Slide 11 - Tekstslide

Vorig jaar kreeg je €6 zakgeld, nu krijg je €8,50.
Hoeveel procent is je zakgeld gestegen?

Slide 12 - Open vraag

Indexcijfers

Slide 13 - Tekstslide

Formule

Slide 14 - Tekstslide

Patatprijs
2016 - €3,10 - indexcijfer 100
2017 - €3,00 - indexcijfer ?
2018 - €? - indexcijfer 95
Reken de vraagtekens uit

Slide 15 - Open vraag

De mate waarin je met beschikbare middelen in je behoeften kunt voorzien
A
welvaart
B
welzijn

Slide 16 - Quizvraag

Met middelen kun je in je behoeften voorzien. Deze middelen zijn
A
goederen en diensten
B
tijd en geld
C
vakantie en loon
D
consumeren en produceren

Slide 17 - Quizvraag

Welzijn is:
A
De mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien
B
De mate waarin je behoefte worden voorzien zonder schaarste middelen

Slide 18 - Quizvraag

je moet prioriteiten stellen omdat:
A
je weinig tijd en geld hebt
B
je niet altijd kan doen wat je leuk vindt
C
je alleen kan doen wat je leuk vindt

Slide 19 - Quizvraag

Je prioriteiten zijn ....
A
wat iedereen belangrijk vind
B
dezelfde interesses hebt
C
wat jij allemaal wilt
D
wat jij belangrijk vind

Slide 20 - Quizvraag

Wat is NIET schaars?
A
Elektriciteit
B
Gas uit je gaspit in de keuken
C
Zonlicht

Slide 21 - Quizvraag

'Prioriteiten stellen' betekent...
A
kiezen wat je het leukst vindt
B
kiezen wat je het belangrijkst vindt
C
kiezen wat je het lekkerst vindt
D
kiezen wat je het stomst vindt

Slide 22 - Quizvraag

Een schaars goed is:
A
Een goed waar weinig van is.
B
Een goed waar arbeid, kapitaal en/of natuur voor ingezet zijn.
C
Een goed waar weinig vraag naar is.
D
Het tegenovergestelde van een vrij goed.

Slide 23 - Quizvraag

Extra uitleg
Kijk voor meer uitleg de volgende video's

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video