Nederlands Thema 2 H1 Woordenschat les 2

Thema 2 H1 Woordenschat les 2
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 H1 Woordenschat les 2

Slide 1 - Tekstslide

Ik eet op vaste momenten dus ik heb een goed .........
A
conditie
B
maaltijd
C
medicijnen
D
eetpatroon

Slide 2 - Quizvraag

Ik eet veel groenten en fruit, hierdoor krijg ik al mijn ........ binnen
A
eten
B
vitamines
C
drinken

Slide 3 - Quizvraag

Recept
Bijsluiter
Apotheek
Blessure

Slide 4 - Sleepvraag

Doel

  • Ik weet het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
  • Ik kan letterlijk en figuurlijk taalgebruik herkennen.
 
  • Ik weet wat een vergelijking is. 

Slide 5 - Tekstslide



Wie weet het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik?
Wie weet wat het verschil is tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik?

Kun je ook een voorbeeld noemen?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Tekstslide

Vergelijking: zo ..... 

Vergelijking: zo ..... 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Samen oefenen
Ze kookt van woede. Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

Slide 11 - Tekstslide

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

De regen gooide roet in het eten.

A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 12 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

Ik heb een wond aan mijn hoofd.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 13 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

Ik heb vlinders in mijn buik.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 14 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

Ik heb een zere keel.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 15 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

Mijn broer krijgt de baard in de keel
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 16 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 17 - Quizvraag

Vergelijking zonder als
Vergelijking met als
Zijn hoofd is zo rood als een tomaat.
De jongen die daar loopt, is een angstige haas.
Die man is zo gek als een deur.
Tibet, het dak van de wereld.
Zij heeft een hart van goud.
Hij bibbert als een rietje in de wind.

Slide 18 - Sleepvraag

Zelfstandig aan het werk
Wij gaan vandaag blz. 95 t/m 97 maken.
Dit is opdracht 5 t/m 6
 

Slide 19 - Tekstslide

Hoe is het gegaan?
Volgende keer gaan we verder met Hoofdstuk 2 Lezen. 

Slide 20 - Tekstslide


Letterlijk of figuurlijk?

Meestal is het duidelijk of iets letterlijk of figuurlijk wordt bedoeld.

Soms kan het allebei.


Tegen de lamp lopen

Letterlijk: Je bent écht (letterlijk) tegen een lamp aan gelopen.

Figuurlijk: Betrapt worden.

Slide 21 - Tekstslide

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 22 - Quizvraag

Dat is een vreemde vogel.
Is dit letterlijk of figuurlijk
A
letterlijk
B
figuurlijk
C
letterlijk en figuurlijk

Slide 23 - Quizvraag