Lezen H2 les 2

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Lezen 2.3
Huiswerk / opdrachten              10 min.
Herhalen                                            5 min.
Uitleg                                                  15 min.
Zelfstandig werken                      15 min.
Afsluiting: exit ticket                      2 min.


Slide 4 - Tekstslide

Lezen hoofdstuk 1-3

Slide 5 - Tekstslide

vorige les
Herhalen:

  • tekstdoelen
  • indeling tekst  

Slide 6 - Tekstslide

signaalwoord?

Slide 7 - Open vraag

signaalwoord van?

Slide 8 - Open vraag

Wat is de tegenstelling?

.......... tegenover .......

Slide 9 - Open vraag

Dit zijn tekstdoelen
A
informeren, amuseren, overtuigen, activeren
B
kranten, tv, social media
C
artikelen, moppen, recepten
D
overtuigen, bemoeien, vertellen

Slide 10 - Quizvraag


Tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen

Slide 11 - Quizvraag


Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen

Slide 12 - Quizvraag


Tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen

Slide 13 - Quizvraag

2.3 Lezen
Lesdoel:

  • verwijswoorden
  • signaalwoorden: tegenstelling en voorbeeld

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 17 - Sleepvraag




Hier zit wie vaak roerloos?

Slide 18 - Open vraag

waar?


Slide 19 - Open vraag

wat?


Slide 20 - Open vraag

wie even
geen ...
liters ..
??

Slide 21 - Open vraag

hebben 
een ticket
voor
verdiend.
gaan
dus
naar
de Olympische spelen.
te stellen
hopen
hoge eisen
aan het team.
verwijswoord
verwijswoord
verwijswoord
Zij
Daar
ze
De Nederlandse voetballers
Rio de Janerio

Slide 22 - Sleepvraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

tekstverbanden - signaalwoorden

Slide 26 - Tekstslide

tegenstelling
Hij is lang, maar zij is kort.

signaalwoord?

Slide 27 - Tekstslide

tegenstelling
Hij is lang, maar zij is kort.

signaalwoord van? 

Slide 28 - Tekstslide

tegenstelling
Hij is lang, maar zij is kort.

signaalwoord van? tegenstelling

Slide 29 - Tekstslide

tegenstelling
Hij is lang, maar zij is kort.

Wat is de tegenstelling?

..................................... tegenover .......................................

Slide 30 - Tekstslide

tegenstelling
Hij is lang, maar zij is kort.

Wat is de tegenstelling?

hij is lang tegenover zij is kort

Slide 31 - Tekstslide

voorbeeld
Lekker eten is belangrijk, maar heb je er ooit bij stilgestaan dat het bereiden ervan belastend kan zijn voor het milieu?

signaalwoord: ?

Slide 32 - Tekstslide

voorbeeld
Lekker eten is belangrijk, maar heb je er ooit bij stilgestaan dat het bereiden ervan belastend kan zijn voor het milieu?

signaalwoord: maar

Slide 33 - Tekstslide

Lekker eten is belangrijk, maar heb je er ooit bij stilgestaan dat het bereiden ervan belastend kan zijn voor het milieu?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde
D
voorbeeld

Slide 34 - Quizvraag

voorbeeld
Lekker eten is belangrijk, maar heb je er ooit bij stilgestaan dat het bereiden ervan belastend kan zijn voor het milieu?

Wat is de tegenstelling?
................................................... tegenover ...............................................

Slide 35 - Tekstslide

voorbeeld
Lekker eten is belangrijk, maar heb je er ooit bij stilgestaan dat het bereiden ervan belastend kan zijn voor het milieu?

Wat is de tegenstelling?
lekker eten is belangrijk tegenover het bereiden ervan kan belastend zijn voor het milieu.

Slide 36 - Tekstslide

samen oefenen
Om te koken heb je behoorlijk wat energie nodig en veel mensen zijn zich daarvan niet bewust. Ook bij het koel houden van de etenswaren wordt veel energie verbruikt. Daarnaast moet je de energie en de grondstoffen die nodig zijn voor de teelt van je voedsel meerekenen.

signaalwoorden:

Slide 37 - Tekstslide

samen oefenen
Om te koken heb je behoorlijk wat energie nodig en veel mensen zijn zich daarvan niet bewust. Ook bij het koel houden van de etenswaren wordt veel energie verbruikt. Daarnaast moet je de energie en de grondstoffen die nodig zijn voor de teelt van je voedsel meerekenen.

signaalwoorden: ook + daarnaast

Slide 38 - Tekstslide

Om te koken heb je behoorlijk wat energie nodig en veel mensen zijn zich daarvan niet bewust. Ook bij het koel houden van de etenswaren wordt veel energie verbruikt. Daarnaast moet je de energie en de grondstoffen die nodig zijn voor de teelt van je voedsel meerekenen.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde
D
voorbeeld

Slide 39 - Quizvraag

samen oefenen
Om te koken heb je behoorlijk wat energie nodig en veel mensen zijn zich daarvan niet bewust. Ook bij het koel houden van de etenswaren wordt veel energie verbruikt. Daarnaast moet je de energie en de grondstoffen die nodig zijn voor de teelt van je voedsel meerekenen.

Waar is het een opsomming van? de energie die het kost om te koken.

Slide 40 - Tekstslide

samen oefenen
Om te koken heb je behoorlijk wat energie nodig en veel mensen zijn zich daarvan niet bewust. Ook bij het koel houden van de etenswaren wordt veel energie verbruikt. Daarnaast moet je de energie en de grondstoffen die nodig zijn voor de teelt van je voedsel meerekenen.

Waar is het een opsomming van?

Slide 41 - Tekstslide

Maken: Hoofdstuk 2 -les 2.3 lezen - opd. 10 t/m 15 
                                                                       blz. 114
                                                                 
timer
10:00
Klaar? 

  • Versterk Jezelf -   Formuleren -   Verwijswoorden
  • ander huiswerk
  • Cody Cross
  • lezen leesboek

Slide 42 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen woorden, zinnen en alinea's leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 43 - Quizvraag

Afsluiting
  • Huiswerk: les 2.3 t/m opd. 15 afmaken
  • Volgende les: Leestaak 2 - toepassen van de leerstof van hoofdstuk 2

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide