Ein neues Buch, das wir gemeinsam kennenlernen werden.
Slide 7 - Tekstslide
Auf Entdeckungsfahrt in Deutschland
Ziel: Ich kann mit einer Reihe von Sätzen und mit einfachen Mitteln z.B. meine Familie, andere Leute, meine Wohnsituation, meine Ausbildung und meine gegenwärtige oder letzte berufliche Tätigkeit beschreiben.
Wir planen eine Reise!
Slide 8 - Tekstslide
Lesen: Auf. 1 & 3 (Seite 6-9)
Fertig? Aufgabe 4 & 7 (Seite 9-10; 12)
Slide 9 - Tekstslide
Hören: Auf. 2 (Seite 7)
Slide 10 - Tekstslide
Grammatik Teil I (Seite 221)
>> De o.t.t. & het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden
>> De o.t.t. & het voltooid deelwoord van haben & sein
>> Vraagwoorden
Slide 11 - Tekstslide
Lies die Grammatik (Seite 221)
Alles deutlich? Mach Aufgabe 1 b/z 3 (Seite 222)
Fertig? Aufgabe 4 b/z 6
Slide 12 - Tekstslide
Präsens von schwachen Verben
Präsens = tegenwoordige tijd
Eselsbrücke?
Stappenplan
Slide 13 - Tekstslide
Zwakke werkwoorden
Slide 14 - Tekstslide
Wat is een zwak werkwoord?
Wanneer je het werkwoord in de verleden tijd zet is er geen klinkerverandering
Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak
Slide 15 - Tekstslide
Zwakke werkwoorden
...zijn regelmatig
...worden volgens een vast schema vervoegd
Er bestaat ook een handig ezelsbruggetje voor.
Slide 16 - Tekstslide
Drie categorieën zwakke werkwoorden
1. Gewone zwakke werkwoorden
2. Zwakke werkwoorden met een stam op -d of -t
3. Zwakke werkwoorden met een stam op -s, -ß of -z (sis-klank)
Slide 17 - Tekstslide
Hoe vervoeg je zwakke werkwoorden?
1. Maak de stam van het werkwoord
2. Zet de juiste uitgang erachter
Slide 18 - Tekstslide
Ezelsbruggetje
Achter de stam van het werkwoord
komen de uitgangen:
(fe) E - ST - T - EN - T - EN
Slide 19 - Tekstslide
'Gewone' zwakke werkwoorden
ich mache
du machst
er/sie/es macht
wir machen
ihr macht
sie/Sie machen
Slide 20 - Tekstslide
Zwakke werkwoorden met een stam op -s, -ß of -z (sis-klank)
ich reise
du reist
er/sie/es reist
wir reisen
ihr reist
sie/Sie reisen
Slide 21 - Tekstslide
Zwakke werkwoorden met een stam op -d of -t
ich rede
du redest
er/sie/es redet
wir reden
ihr redet
sie/Sie reden
Slide 22 - Tekstslide
Eselsbrücke
e-st-t-en-t-en
Slide 23 - Tekstslide
Hoe ziet het voltooid deelwoord eruit?
In het Nederlands is dit bij de zwakke werkwoorden vaak
ge-/be- ervoor en -t/-d erachter.
In het Duits is dit ge- + stam + -t
Bijv: machen > gemacht; spielen > gespielt.
Slide 24 - Tekstslide
Wo _________ Sie die Getränke? [kaufen]
Slide 25 - Woordweb
Wie ____________ du? [heißen]
Slide 26 - Woordweb
Wovon ____________ ihr? [reden]
Slide 27 - Woordweb
Das Geschäft ____________ erst um 10 Uhr. (öffnen)
Slide 28 - Woordweb
____________ du ein Wörterbuch, um diese Aufgaben zu lösen? (benutzen)