voorzetsels landen steden

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui
Faire grammaire I et verbes -re 

Slide 2 - Tekstslide

Objectif
Aan het eind van deze les weet ik hoe ik   in   en  naar   bij landen en steden moet vertalen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Mon cousin habite ... Bruxelles ... Belgique.
A
à, en
B
aux, en
C
aux, à
D
à, au

Slide 10 - Quizvraag

J'habite ... Dedemsvaart, ... Pays-Bas.
A
à, en
B
au, aux
C
à, aux
D
au, en

Slide 11 - Quizvraag

J'ai été au Amérique, aux New York.

Slide 12 - Open vraag

Objectif
Aan het eind van deze les weet ik hoe ik   in   en  naar   bij landen en steden moet vertalen.

Slide 13 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'il y a des questions?

Slide 14 - Open vraag

les verbes -re

Slide 15 - Woordweb

les verbes ...re
Traduis les verbes : (écris dans ton cahier la traduction) - 3' 
1- horen
2- verkopen
3- be-antwoorden
4- verliezen
5- naar beneden gaan
6- wachten op
7- teruggeven

Slide 16 - Tekstslide

Apprendre 
timer
3:00

Slide 17 - Tekstslide

Pierre et Sophie (vendre) des tomates
A
vendons
B
vendez
C
vendont
D
vendent

Slide 18 - Quizvraag

Elle (répondre) à la question du prof?
A
réponds
B
répond
C
répondent
D
répondons

Slide 19 - Quizvraag

Hier le PSG (perdre) le match
A
a perdu
B
as perdu
C
ont perdu
D
a perdre

Slide 20 - Quizvraag

Mes frères s'appelle Tom et Bram.

Slide 21 - Open vraag

Ma soeur est seize ans.

Slide 22 - Open vraag

J'ai tombé sur la piste.

Slide 23 - Open vraag