In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Thema 2, basisstof 4
timer
3:00
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies
Je kunt de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies
Je weet de verschillen tussen een plantaardige en een dierlijke cel
Slide 2 - Tekstslide
Van cel tot organisme
Slide 3 - Tekstslide
Cellen
Alle organismen bestaan uit cellen. Cellen zijn de bouwstenen van een organisme. Cellen zijn erg klein. Je kunt ze alleen zien onder een microscoop. Cellen zijn doorzichtig. Om ze goed te kunnen zien onder een microscoop, worden ze gekleurd.
Slide 4 - Tekstslide
Dierlijke cellen
Celmembraan: dun vliesje dat inhoud cel scheidt van omgeving
Cytoplasma: water met opgeloste stoffen, waarin organellen zweven
Celkern: organel, regelcentrum van cel, bevat DNA
Kernmembraan: vliesje dat kernplasma in celkern houdt
Slide 5 - Tekstslide
Plantaardige cel
Vacuole: blaasje met vocht (water en opgeloste stoffen, kleurstoffen)
Plastiden: organel, bladgroenkorrels, kleurstofkorrels en zetmeelkorrels
Celwand: stevig laagje om cel heen, is gemaakt van tussencelstof
Slide 6 - Tekstslide
Plastiden
Bladgroenkorrels: hierdoor zijn planten groen, hier vindt fotosynthese plaats
Kleurstofkorrels: gele, oranje of rode kleur
Zetmeelkorrels: kleurloos, hier wordt zetmeel opgeslagen
Plastiden kunnen van een type in ander type veranderen