In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Benodigdheden
Geschiedenis katern
Map
Welkom Mavo 3
Agenda voor vandaag
Terugblik (5 minuten)
Uitleg hoofdstuk 1B (15 minuten)
Zelfstandig werken (20 minuten)
Slide 1 - Tekstslide
Armoede en liefdadigheid
Industrialisatie en urbanisatie
Slechte woon- en werkomstandigheden
Liefdadigheid en armenfonds
Armenwet als eerste vorm van verzorgingsstaat.
Terugblik
Slide 2 - Tekstslide
Als je rond 1850 in armoede moest leven, was je in eerste aangewezen op [.........1.........] .
Kon je daar niet terecht, dan was je aangewezen op [.........2.........] .
De overheid bemoeide zich verder niet met de [.........3.........] .
Dat veranderde in 1854. Toen nam de [.........4.........] overheid een wet aan: de [.........5.........] .
Hierin stond dat de [.........6.........] overheid moest zorgen voor de allerarmsten. Die zat hier helemaal niet op te wachten, want er kwam geen geld hiervoor uit [.........7.........] .
Sleep de woorden naar
de juiste plaats
landelijke
familie
gemeentelijke
Armenwet
armenzorg
Den Haag
liefdadigheid
Slide 3 - Sleepvraag
Sociale zekerheid en de verzorgingsstaat
1.B Sociale Kwestie
Slide 4 - Tekstslide
Aan het begin van de 20e eeuw zag de Nederdlandse samenleving er heel anders uit dan wij nu gewend zijn. De industrialisatie die vanaf 1870 was begonnen had grote gevolgen!
Slide 5 - Tekstslide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
ken je de begrippen Sociale kwestie , nachtwakersstaat, liberalen, sociaal-democraten, confessionelen, vakbonden. (R)
kun je herkennen en uitleggen hoe de sociale kwestie heeft geleid tot een eerlijkere samenleving. (T1)
kun je uitleggen wat een vakbond doet en zelf . (T2)
kun je beargumenteren welke oplossing voor de sociale kwestie jij het beste vindt. (I)
Slide 6 - Tekstslide
Sociale Kwestie
De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijk zichtbaar. Het zoeken naar een oplossing hiervoor heet: de Sociale kwestie.
Arbeiders gaan zich organiseren in vakbonden. Hierdoor komen er ook meer stakingen voor.
De 'rijken' krijgen ook last van de problemen van de arbeiders: ongelukken en stakingen in de fabrieken, en zeer besmettelijke ziekten.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Wat is de beste aanpak?
Slide 9 - Tekstslide
Conservatief-liberalen
Conservatief betekent: behoudend
Willen een nachtwakersstaat: een staat waarin de overheid alleen zorgt voor orde en veiligheid.
De overheid bemoeit zich niet met de economie, waardoor er meer winst komt. Meer winst betekent: 'rijkdom voor iedereen'
Sociale wetten kosten veel geld (aan uitkeringen, maar ook aan ambtenaren)
Slide 10 - Tekstslide
Jong-liberalen
Overheid moet wel wat doen aan de armoede
Wetten tegen uitbuiting van arbeiders
Slide 11 - Tekstslide
Confessionelen
Confessie betekent: geloof
Zowel protestant als Rooms-katholiek
Ongelijkheid omdat 'God het zo wil'
Elkaar helpen als goede christenen
Rerum Novarum (1891)
Werkgevers en werknemers moeten er samen uitkomen (zonder ruzie)
Slide 12 - Tekstslide
Sociaal-democraten
Overheid moet er alles aan doen om arbeiders te beschermen (actieve rol)
Betere arbeidsomstandigheden (o.a. meer loon)
Om dit te bereiken: strijd voor algemeen kiesrecht
Tot die tijd: stakingen en oprichten van vakbonden
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Langzaam verandert iets...
Angst voor stakingen en rellen
Angst voor revolutie
Eerste sociale wetten vanaf 1900
Algemeen kiesrecht vanaf 1917
Hoewel de dreiging van een échte revolutie in Nederland uitbleef, zat de schrik er bij regeringen van andere landen goed in na de Russische Revolutie van 1917.
Slide 15 - Tekstslide
Wie hebben volgens jou de beste oplossing voor de Sociale Kwestie?
A
Liberalen
B
Jong-liberalen
C
Confessionelen
D
Sociaaldemocraten
Slide 16 - Quizvraag
Leg je antwoord van net uit, waarom vind je dat?
Slide 17 - Open vraag
Begrippen uit deze les
Sociale kwestie
nachtwakersstaat
Liberalen
sociaal-democraten
confessionelen
Vakbonden
Slide 18 - Tekstslide
Jaartallen uit deze les
1854: Armenwet
1870: begin industrialisatie in Nederland
Slide 19 - Tekstslide
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd
Slide 20 - Open vraag
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 21 - Open vraag
Aan de slag
Hoofdstuk 1
opdracht 2, 3, 4, 5, 10, 12 en 13 en 16
Vrijdag heb je die af
Opdrachten bespreken
Verdieping vakbonden
Slide 22 - Tekstslide
Benodigdheden
Geschiedenis katern
Map
Welkom Mavo 3
Agenda voor vandaag
Bespreken huiswerkopdrachten
Uitleg vakbond opdracht
Vakbond opdracht maken.
Slide 23 - Tekstslide
Opdracht 3
a De man op de foto is een redacteur van een krant die zich vermomd heeft als bedelaar. Blijkbaar vonden mensen het heel normaal dat je bedelaars tegenkwam op straat, zodat ook deze vermomde bedelaar helemaal niet opviel.
b Op bron 4 zie je hoe een rijke burger wat geld geeft aan een bedelaar. De hulp van rijke burgers aan armen zonder dat zij daartoe verplicht zijn, is liefdadigheid.
c Bijvoorbeeld: Giften van rijke burgers, erfenissen.
Slide 24 - Tekstslide
Opdracht 3
d Kerken zamelen geld in voor armen en ondersteunen mensen die in de problemen zitten. Voorbeeld is het project SchuldHulpMaatje van Kerk in actie, waarin mensen met financiële problemen worden geholpen uit de problemen te komen.
e Ja, er is sprake van continuïteit. Evenals in de negentiende eeuw spelen kerken in onze eeuw nog steeds een grote rol in het bestrijden van armoede.
Slide 25 - Tekstslide
Opdracht 10
a Geen toilet, veel mensen in een kleine ruimte, weinig frisse lucht, geen goede bedden.
b Veel mensen, kleine ruimte.
c Geen daglicht, geen ventilatie, geen toilet, veel mensen in een kleine ruimte.
Slide 26 - Tekstslide
Opdracht 12
a Dit moet(en) de vakbond/de arbeiders voorstellen.
b Dit moeten de fabrieksbazen voorstellen. Dit kun je zien aan hun kleding: net pak, hoge hoed. Ook kun je het zien aan wat ze doen. Ze proberen tevergeefs de arbeiders tegen te houden.
c Als de arbeiders samenwerken, zijn ze veel machtiger dan de fabrieksbazen.
Slide 27 - Tekstslide
Opdracht 13
a Kinderarbeid was goedkoop. Nu mochten ze geen (jonge) kinderen meer in dienst hebben.
b Als kinderen niet meer mogen werken, dan hebben de gezinnen minder inkomsten.
c Deze stelling klopt niet. In het Kinderwetje wordt een uitzondering gemaakt voor huishoudelijke klussen en het meehelpen op het land.