Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Unidad 3, parte 2
Hoy es el 25 de febrero de 2021
1 / 43
volgende
Slide 1:
Tekstslide
spaans
HBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
43 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Lesduur is:
120 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Hoy es el 25 de febrero de 2021
Slide 1 - Tekstslide
Noticias:
Problemas en el parque Vondel de Amsterdam: mucha gente.
NS pierde mucho dinero
Hoy por la mañana sol y por la tarde nubes
Slide 2 - Tekstslide
Actividades de hoy
Unidad 3:
¿Preguntas de los ejercicios?
Hablar de una empresa familiar.
Los números del 10 al 100.
Describir a personas: Adjetivos.
Decir lo que te gusta y lo que no te gusta.
Decir cuándo es tu cumpleaños.
Slide 3 - Tekstslide
8
Slide 4 - Video
00:30
¿ Cómo se llaman los padres?
Slide 5 - Open vraag
00:45
El padre es
A
médico
B
farmaceútico
C
enfermero
Slide 6 - Quizvraag
00:53
Sonia vive
A
cerca, en la calle Barrio
B
lejos, en la calle Puertas
C
cerca, en la calle Puertas
D
aquí al lado, en la calle Cercas
Slide 7 - Quizvraag
01:15
Los padres de Sonia son
A
de Venezuela
B
de Madrid
Slide 8 - Quizvraag
01:24
¿Qué profesiones han nombrado?
Slide 9 - Open vraag
01:41
los abuelos
A
no son muy mayores y viven en Alicante
B
son muy mayores y viven en Madrid
C
viven con sus dos perros en Madrid
D
son muy mayores y viven en Alicante
Slide 10 - Quizvraag
01:52
Sonia tiene
A
tres hermanos: dos chicas y un chico
B
tres hermanos: dos chicos y una chica
Slide 11 - Quizvraag
02:04
Hoy van al cine con...
Slide 12 - Open vraag
TB .
p.32
UNA EMPRESA FAMILIAR
6.
¿Le gusta el chocolate?
Lees de tekst en omcirkel de woorden die met het onderwerp "familie " te maken hebben.
Slide 13 - Tekstslide
Welke woorden die met het onderwerp "familie" te maken hebben herinner je?
hijo, nieto, familiar, hermanos, sobrino, padre, abuelo.
Slide 14 - Open vraag
Los números (de getallen)
1 t/m 10: uno, dos, tres, cuatro, cinco, seis, siete, ocho, nueve, diez
1: uno/ 10: diez/ 20: veinte/ 30: treinta/ 40:cuarenta/ 50: cincuenta/ 60: sesenta/ 70: setenta/ 80: ochenta/ 90: noventa/ 100: cien
Getallen die op
uno
eindigen, krijgen voor vrouwelijke woorden de uitgaan
una
( treinta y un
a
fábricas).
Bij mannelijke woorden valt de
-o
weg ( treinta y un empleados)
U: Unidad: eenheid
D: Decena : tiental
WB: Oefeningen van getallen: 6, 16
Slide 15 - Tekstslide
noventa y dos
cuarenta y cinco
quince
sesenta y ocho
treinta y tres
veintiuno
cincuenta y cinco
setenta y seis
ochenta y nueve
once
Slide 16 - Sleepvraag
https:
Slide 17 - Link
TB
:oef. 8 Unas cifras sobre la empresa valor
¿Cuántos/-as? = hoeveel?
¿ Cuánt
os
empleados?
¿ Cuánt
as
chocolaterías?
Naar iemands leeftijd vragen :
met
TENER
¿ Cuántos años tienes? ( hoe oud ben jij?)
Luister oef. 8
en geef antwoord aan de vragen.
1. 55 años
2. 7 miembros de la familia
3. 34 chocolaterías
4. 300 empleados
5. a 60 países
6. 100 productos diferentes
TB:oef.8 23
WB: oefening 20 van hoeveelheid en getallen
WB.oef.20-19
Slide 18 - Tekstslide
www.ver-taal.com
Slide 19 - Link
Somos diferentes : Bijvoeglijke naamwoorden om iemand te beschrijven.
Bijvoeglijke naamwoorden richten zich in getal en geslacht naar het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen
TB. p.33, oef.10. Lees de tekst en onderstreep hun eigenschappen. Daarna vul de tabel aan
un hombre atractivo
un hombre interesante
un hombre original
una mujer atractiva
una mujer interesante
una mujer original
Slide 20 - Tekstslide
Bijvoeglijke naamwoorden on te beschrijven
Slide 21 - Tekstslide
Trabajar en grupos:
-
- TB
pag.33 0ef.10b, oef. 11 a.
timer
20:00
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
¿Quién es Cristobal, Enrique,
José Ángel y Alonso?
Slide 26 - Tekstslide
TB
. p. 34 oef. 12
¿ Él o ella?
1
2
3
4
5
6
Javier
Penélope
Los dos
Javier: 1,5,6
Penélope: 2,3
Los dos: 4
WB: Andere oefeningen van beschrijvingen : 8,9,10,11,18
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
1.Kies één van deze personen. Je medestudenten stellen vragen om te raden wie je persoon is.
2.Volgende student kiest een andere persoon.
Slide 29 - Tekstslide
¿Quién es él?
- Se llama....
- Tiene...
(leeftijd)
- Es...
(beroep)
- Es ...
(uiterlijk beschrijven)
Tiene el pelo....
Tiene los ojos...
Lleva...
(bril,bard,snor)
- Es un hombre
(eigenschap)
Extra informatie¿?
Slide 30 - Tekstslide
¿Quién es ella?
¿Quién es ella?
Se llama....
- Tiene...(leeftijd)
- Es... (beroep)
- Es ... (uiterlijk beschrijven)
Tiene el pelo....
Tiene los ojos...
Lleva... (bril,bard,snor)
- Es una mujer (eigenschap)
Extra informatie¿?
Slide 31 - Tekstslide
Trabajar en grupos:
- WB
pag. 31 oef.8,9
-Beschrijf de twee beroemde mensen op de foto's ( slides 29,30)
timer
15:00
Slide 32 - Tekstslide
Werkwoord:
GUSTAR
(bevallen, plezieren, leuk vinden, lekker vinden, houden van)
TB
. p.34, oef.14
Me Gusta el cine - Me gusta nadar - Me gustan los conciertos
Gusta:
Het wordt gebruikt vóór een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud:
Me gusta el cine
vóór een infinitief :
Me gusta nadar
Gustan:
Het wordt gebruikt vóór een zelfstandig naamwoord in het meervoud
:Me gustan las películas románticas).
Slide 33 - Tekstslide
Na me gusta/gustan met een zelfstandig naamwoord volgt altijd een lidwoord:
el, la, los, las
Me gusta la música.
oef.14
Tabel invullen "iets leuk vinden of niet"
( No) Me gust ......... el cine
ver la tele
( No) Me gust .......... los actores españoles
las películas de terror
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
TB
: Oef. 15
Tú
- ¿Te
gust
a
....el café/ el vino/ viajar...?
- ¿ Te
gust
an
... las fiestas....
las películas románticas?
sí.
Sí, mucho.
Bastante.
No.
No mucho.
No, nada
Usted
-¿Le
gust
a
.....el café/ el vino/ viajar..?
- ¿ Le
gust
an
... las fiestas....
las películas románticas?
sí.
Sí, mucho.
Bastante.
No.
No mucho.
No, nada
Slide 36 - Tekstslide
WB
.
p.32 , oef. 12
1. El cine
2. Los actores españoles
3. La ópera
4. Viajar en avión
5. Las personas arrogantes
Slide 37 - Tekstslide
T
B
. p.34 Werkwoord:
GUSTAR
Me Gusta el cine
Gusta:
Het wordt gebruikt vóór
een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud
(me gusta
el cine
)
of
infinitief
(me gusta
ver
películas por internet).
Gustan:
Het wordt gebruikt voor
een zelfstandig naamwoord in het meervoud
( me gustan las películas románticas).
Na me gusta/gustan
met een zelfstandig naamwoord volgt altijd een lidwoord:
el, la, los, las
: Me gusta
la
música
oef.14
Tabel invullen "iets leuk vinden of niet"
( No) Me gust.........
el
cine
ver la tele
( No) Megust..........
los
actores españoles las películas de terror
Slide 38 - Tekstslide
Unidad 7 p.72
Slide 39 - Tekstslide
Trabajar en grupos:
- WB
pag. 33,
oef.13 a,b,c
- TB: Oef. 15 : vragen aan elkaar stellen en antwoord geven.
timer
20:00
Slide 40 - Tekstslide
TB.
p.35 , 16
¿CUÁNDO ES TU/SU CUMPLEAÑOS?
Bij een datum wordt het bepaald lidwoord gebruikt:
1 april
:
El
uno de abril (
in Spanje
)
El
primero de abril
(in Latinoamérica)
WB: andere oefeningen met de maanden van het jaar oef. 14
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Video
Huiswerk
Oefeningen uit het WB van Unidad 3 afmaken + Reglas y Sistemas
TT 1+2 maken
Slide 43 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Unidad 3.4
November 2020
- Les met
11 slides
spaans
HBO
Studiejaar 1
15-01-2024
Januari 2024
- Les met
18 slides
Spaans
Beroepsopleiding
23-01-2023
Januari 2023
- Les met
24 slides
Spaans
Beroepsopleiding
Unidad 3.3
December 2021
- Les met
22 slides
spaans
Beroepsopleiding
17-01-2023
Januari 2023
- Les met
18 slides
Spaans
Beroepsopleiding
2. CG A1 LOL 02.03.2021
Juli 2021
- Les met
32 slides
spaans
MBO
HBO
Studiejaar 1
10-01-2023: Unidad 3.3
December 2022
- Les met
31 slides
Spaans
Beroepsopleiding
Minor A1 Unidad 3
September 2021
- Les met
19 slides
spaans
HBO
Studiejaar 1