tt, vt en vd

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

tt, vt en vd

Doel

Herhalen:

pv tegenwoordige tijd

pv verleden tijd

voltooid deelwoord

Maarten (verhuizen) morgen naar Amsterdam.

Milan is gisteren al naar Amsterdam (verhuizen).

De reparatie staat voor morgen (plannen).

De hovenier heeft alle bomen netjes op een rij (planten).

Mirjam (verven) de muren morgen rood.

Gisteren (instrueren) de docent alle leerlingen.

Mike (worden) de beste keeper van de club genoemd. tt

Ise heeft nu al twee keer (spijbelen).

Mama (mixen) de vruchten door de slagroom. vt

Vanaf volgend jaar wordt er harder (trainen).

(Houden) jij wel van gamen?

Vroeger (zwemmen) wij ieder weekend.

Vorige week (landen) het vliegtuig ook al te laat.

Wie heeft dat boek (illustreren)?

Wij (oefenen) erg veel. vt

Het (regenen) al de hele dag.