Leesvaardigheid

Wat is het tekstdoel van een beschouwing?
A
amuseren
B
informeren
C
opiniëren (mening geven)
D
activeren
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Wat is het tekstdoel van een beschouwing?
A
amuseren
B
informeren
C
opiniëren (mening geven)
D
activeren

Slide 1 - Quizvraag

De hoofdgedachte van een tekst is altijd een mededelende zin.
A
eens
B
oneens

Slide 2 - Quizvraag

Deze tekst
heeft een
A
informerende titel
B
motiverende titel

Slide 3 - Quizvraag

Wat is geen manier om de inleiding aantrekkelijk te maken?
A
naar een actuele gebeurtenis verwijzen
B
de voorgeschiedenis beschrijven
C
beschrijven welke structuur de tekst heeft
D
het belang voor het publiek aangeven

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen manier om de inleiding aantrekkelijk te maken?
A
naar een actuele gebeurtenis verwijzen
B
de voorgeschiedenis beschrijven
C
beschrijven welke structuur de tekst heeft
D
het belang voor het publiek aangeven

Slide 5 - Quizvraag

Welke manier wordt hier gebruikt om een sterke eerste zin te maken?
'20% van de bovenbouwleerlingen zijn laaggeletterd en 16-jarigen lezen 50% minder dan twintig jaar geleden.'
A
schokkende cijfers
B
paradox
C
prikkelend citaat
D
raadselachtige opsomming

Slide 6 - Quizvraag

Welke manier wordt hier gebruikt om een sterke eerste zin te maken?
'11 jaar oud en nu al cum laude afgestudeerd: het lukte de Vlaamse Laurent.'
A
schokkende cijfers
B
paradox
C
prikkelend citaat
D
raadselachtige opsomming

Slide 7 - Quizvraag

Wat vind je vaak niet in het slot in de tekst?
A
samenvatting
B
afweging
C
probleemstelling
D
toekomstverwachting

Slide 8 - Quizvraag

Wat staat er in het middenstuk van een tekst met argumentatiestructuur?
A
stelling
B
argumenten
C
herhaling stelling

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Deze tekst had een
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
verleden-hedenstructuur
D
voor-en nadelenstructuur

Slide 11 - Quizvraag

Wat vind je in de inleiding van een tekst met probleem-oplossing structuur?
A
probleem
B
oorzaken en gevolgen
C
oplossingen
D
beste oplossing

Slide 12 - Quizvraag

Wat staat er in het slot van tekst met vraag-antwoordstructuur?
A
vraag
B
antwoord
C
tegenwerping
D
conclusie

Slide 13 - Quizvraag

Wat is hier de kernzin? 'Het is er vaak mooi weer, zelfs in de herfst. Je kan er lekker paella eten. Vaak is de kust ook vlakbij zodat je naar het strand kan. Spanje is een fijn vakantieland.'
A
Het is er vaak mooi weer, zelfs in de herfst.
B
Je kan er lekker paella eten.
C
Vaak is de kust ook vlakbij zodat je naar het strand kan.
D
Spanje is een fijn vakantieland.

Slide 14 - Quizvraag

Welke tekststructuur herken je hier?
'Na school lekker ontspannen is van alle tijden. Alleen: Vroeger lazen kinderen veel vaker na schooltijd en gingen ze wekelijks naar de bibliotheek om stapels boeken te lenen. Nu kiezen steeds meer leerlingen ervoor om zodra ze uit school komen op de iPad te spelen of te gamen op hun playstation.'
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
verleden-hedenstructuur
D
vraag-antwoordstructuur

Slide 15 - Quizvraag

'Hoewel' is een signaal van een
A
opsomming
B
tegenstelling/toegeving
C
vergelijking
D
samenvatting

Slide 16 - Quizvraag

'Kortom' is een signaal van een
A
opsomming
B
tegenstelling/toegeving
C
vergelijking
D
samenvatting

Slide 17 - Quizvraag

Woorden zoals 'oorzaak' die aangeven welke werking een alinea of tekstdeel heeft in de tekst noemen we
A
signaalwoorden
B
functiewoorden
C
werkwoorden
D
bijwoorden

Slide 18 - Quizvraag

Welke functie heeft dit tekstdeel?
'Hierboven heb ik verschillende argumenten gegeven waarom we moeten stoppen met zwemmen tussen de haaien. Dus: laat dat vooral aan professionals over.'
A
gevolg
B
conclusie
C
argument

Slide 19 - Quizvraag

'Het lijkt mij onwenselijk dat we nog meer gaan bezuinigen op de jeugdzorg' is een
A
positief standpunt
B
negatief standpunt
C
standpunt van twijfel

Slide 20 - Quizvraag

Wat vind je nog lastig??

Slide 21 - Open vraag