- Lees de vraag goed.
- Wat leer ik over de inhoud van de tekst als ik de vraag lees?
- Wat moet ik precies doen en welke signaalwoorden heb ik nodig?
- Hoe moet ik het precies opschrijven? Moet er Ja of Nee voor staan?
- In welke taal? Vrijwel altijd in het nederlands
- Met welk woord begin ik het antwoord?
- Wat citeer ik precies?
- Wees duidelijk: “Ze vonden het stom” Wie is ze? Wat is het?