oefenen IVIO

Examentraining
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 6

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Examentraining

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen
Aan het eind van deze les:
- ben ik beter voorbereid voor het examen burgerschap KSE 1 of KSE 2

Slide 2 - Tekstslide

Regering
De regering is het bestuur van het land. De regering kan geen beslissingen nemen zonder de steun van de Tweede Kamer.

De regering bestaat uit:
  • Ministers
  • de Koning

Slide 3 - Tekstslide

Tweede Kamer
  • Controleert de regering
  • Maakt wetten samen met Eerste Kamer
  • Goedkeuren of verwerpen van wetsvoorstellen
  • Coalitie: partijen die samen regeren
  • Oppositie: partijen tegenover de coalitie (regeren niet)

Slide 4 - Tekstslide

Regering
Nederland wordt bestuurd door de regering = ministers en de koning.

Voorstellen voor nieuwe wetten.

Elke minister heeft een eigen taak binnen de regering.

Er zijn in totaal 12 ministeries.

Slide 5 - Tekstslide

Formatie
Na de verkiezingen wordt een nieuwe regering gevormd, die noem je de formatie. Hier praten verschillende vertegenwoordigers van partijen met elkaar om samen te kunnen regeren.
Als ze eruit zijn stellen zij een regeerakkoord op. Hierin staat wat ze gaan doen, en hoe.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een taak van het parlement?
A
Het land besturen
B
De regering controleren
C
De koning kiezen
D
De wetten uitvoeren

Slide 7 - Quizvraag

Wie leest de troonrede voor op prinsjesdag?

A
De minister president
B
De kamervoorzitter
C
De minister van financiën
D
De koning

Slide 8 - Quizvraag

Wat voor staatsvorm heeft Nederland
A
een absolute monarchie
B
een parlementaire democratie
C
een volksdemocratie
D
een militaire democratie

Slide 9 - Quizvraag

Wie zitten er in de tweede kamer?
A
alle politieke partijen
B
de grootste drie politieke partijen
C
alle partijen die een zetel gekregen hebben bij de verkiezingen
D
alle partijen van het kabinet

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een belangrijke taak van de regering?
A
het uitvoeren van wetten
B
het controleren van de tweede kamer
C
het benoemen van wethouders
D
het gehoorzamen aan de koning

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste taak van de koning?
A
Het bedenken van wetten
B
Het controleren van wetten
C
Het ondertekenen van wetten
D
Het verbieden van wetten

Slide 12 - Quizvraag

Wie worden er gekozen tijdens de landelijke en gemeenteraadsverkiezingen in Nederland
A
De koning en de ministers
B
De Kamerleden en de raadsleden
C
de ministers en de kamerleden
D
de wethouders en de koning

Slide 13 - Quizvraag

Welke partijen komen er waarschijnlijk in de nieuwe regering?
A
Groen links en PVDA
B
VVD en CDA
C
PVV, BBB, NSC en VVD
D
VVD en PVV

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel zetels heb je minimaal nodig voor een meerderheid
A
86
B
76
C
66

Slide 15 - Quizvraag

Discriminatie.
Discriminatie betekent letterlijk 'het maken van onderscheid. Een ander buitensluiten vanwege geslacht, seksuele geaardheid, ras, nationaliteit, leeftijd, handicap, geloof of mening. Discriminatie is verboden in Nederland.

Slide 16 - Tekstslide

grondrechten
De belangrijkste rechten die je hebt, heten grondrechten. Grondrechten gelden voor iedereen in Nederland. Voorbeelden van grondrechten zijn de vrijheid van meningsuiting en de godsdienstvrijheid. 

Grondrechten beschermen je en zorgen ervoor dat je in vrijheid kunt leven. Dankzij de godsdienstvrijheid bijvoorbeeld, mag niemand jou verbieden om naar de regels van je geloof te leven. Iedereen moet elkaars grondrechten respecteren. Als je denkt dat één van je grondrechten wordt geschonden kun je naar de rechter stappen. 
De grondwet
De grondrechten staan beschreven in de Nederlandse Grondwet. De Grondwet is de belangrijkste wet van Nederland. In de Grondwet staat ook hoe Nederland bestuurd wordt.

Slide 17 - Tekstslide

Wat is een belangrijk grondrecht in Nederland
A
Vrijheid van discriminatie
B
vrijheid van mening
C
vrijheid van privacy
D
vrijheid van economie

Slide 18 - Quizvraag

Als een groep mensen anders behandeld is dan andere mensen is dat.....
A
Racisme
B
Discriminatie
C
Tolerantie
D
een vooroordeel

Slide 19 - Quizvraag

Wie maakt de wetten in ons land?
A
De rechters en de advocaten
B
de koning en de ministers
C
De regering en de eerste en tweede kamer samen
D
De burgemeesters en wethouders

Slide 20 - Quizvraag

Wanneer kan iemand een boete krijgen?
A
Als je de buurman niet groet
B
als je door rood rijdt
C
als je een doodlopende straat in gaat
D
als hij zijn huisdier is vergeten te voeren

Slide 21 - Quizvraag

Wie bepaalt de straf voor een misdrijf?
A
De officier van justitie
B
de advocaat
C
de minister van justitie
D
de rechter

Slide 22 - Quizvraag

Welk feest is typisch Nederlands?
A
Halloween
B
Sinterklaas
C
suikerfeest
D
kerstmis

Slide 23 - Quizvraag

CAO
De rechten van werknemers zijn vastgelegd in wetten en cao's. Een cao is een document waarin de rechten en plichten staan van alle werknemers binnen een bedrijf of sector. Werkgevers moeten zich houden aan de afspraken die in de cao staan. 

Slide 24 - Tekstslide

Wanneer krijgt iemand de Nederlandse nationaliteit?
A
Als hij de Nederlandse taal goed beheerst
B
Als zijn beide ouders de Nederlandse nationaliteit hebben
C
Als hij asiel heeft aangevraagd

Slide 25 - Quizvraag

Voor wie is een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) geldig
A
voor alle medewerkers van een bepaald bedrijf
B
voor alle mensen binnen een bepaald beroep met een tijdelijk contract
C
voor alle mensen binnen een bepaald beroep met een vast contract
D
voor alle mensen van een bepaalde organisatie

Slide 26 - Quizvraag

Budgetteren
Je doet allerlei uitgaven. Je betaalt je telefoonabonnement en koopt weleens een nieuwe jas. uitgaven die je regelmatig moet doen noem je vaste lasten. Denk daarbij aan je telefoonabonnement.
Als je wilt weten hoeveel geld je uit kunt geven moet je weten hoeveel geld je binnen krijgt en wat je vaste lasten zijn. Je kunt hier inzicht in krijgen door te budgetteren. Dat betekent dat je een overzicht maakt van al je inkomsten en uitgaven: een begroting. Daarin kun je zien of je geld overhoudt of tekortkomt

Slide 27 - Tekstslide

Waar moet een werknemer zich bij ontslag melden voor een uitkering?
A
bij de vakbond
B
Bij de FNV
C
Bij het UWV
D
Bij het uitzendbureau

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van onbetaald werk?
A
overwerken
B
Werk met een tijdelijk contract
C
werk doen zonder de juiste opleiding
D
vrijwilligerswerk

Slide 29 - Quizvraag

Wat is zwart werken?
A
Als een werknemer geen belasting betaalt over zijn loon
B
Als een werknemer alleen in de nacht werkt
C
Als een werknemer onbetaald werk doet
D
Als een werknemer overuren werkt

Slide 30 - Quizvraag

Wat is een voordeel van witwerken
A
De werknemer hoeft minder belasting te betalen
B
De werknemer is verzekerd bij een ongeval op het werk
C
De werknemer houdt er meer geld aan over
D
De werknemer hoeft minder hard te werken

Slide 31 - Quizvraag

Waar kun je het beste informatie over een product vinden?
A
Door naar de reclame over het product te kijken
B
Door het te vragen aan iemand die het product al heeft gekocht
C
Door het te vragen aan de verkoper
D
Door te kijken op de website van het product

Slide 32 - Quizvraag

Hoe kan een consument het meest duurzaam omgaan met producten?
A
Door meteen een nieuw product te kopen als het oude stuk is
B
Door een iets duurder product te kopen dat langer mee gaat.
C
door teveel gekochte producten weg te gooien
D
Door altijd het nieuwste product aan te schaffen en het oude te verkopen op internet

Slide 33 - Quizvraag

Welk voedsel is het meest duurzaam geproduceerd?
A
Voedsel dat goedkoop is en ingevroren kan worden
B
Voedsel dat uit eigen streek komt
C
Voedsel dat goed beschermd is tegen insecten met bestrijdingsmiddelen
D
voedsel dat goed verpakt is zodat het minder snel bederft

Slide 34 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste doel van reclame
A
De klant goede informatie geven over een product
B
De klant aanzetten tot kopen van een product
C
De klant helpen met het uitgeven van geld
D
De klant een goede keuze laten maken

Slide 35 - Quizvraag

Wat is een budget?
A
Een overzicht van inkomsten en uitgaven van iemand
B
een overzicht van al het geld dat iemand uitgeeft
C
een overzicht van al het geld dat iemand verdient
D
een overzicht van al het geld dat iemand kan lenen

Slide 36 - Quizvraag

Ik ben klaar voor mijn examen burgerschap
0100

Slide 37 - Poll